6.1 bewegingen vastleggen

Bewegen hst 6
1 / 14
next
Slide 1: Slide
naskMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Bewegen hst 6

Slide 1 - Slide

6. 1 Beweging vastleggen
  • Vaak gaan bewegingen te snel om te zien wat er precies gebeurd. 
  • Zelfs een filmpje geeft dat niet goed weer. 
  • Om goed te zien wat er gebeurt, 
zul je stap voor stap moeten kijken naar 
de beweging
hw: leren par 6.1 en 6.2 en afmaken 6.1

Slide 2 - Slide

0

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

0

Slide 5 - Video

Beweging vastleggen
  • Je kunt beweging vast leggen met een stroboscopische foto. 
  • Zo'n  foto is een combinatie van verschillende momenten in een foto. 
  • je moet weten wat de tijd is tussen twee opnames en steeds ten opzichte van hetzelfde punt meten. 
  • Deze gegevens noteer je in een tabel, daarna teken je de grafiek

Slide 6 - Slide

maken opgave 1 tm 12
timer
10:00

Slide 7 - Slide

programma les 2
  • invalles donderdag
  • in stilte nakijken hw met nakijkboekje (noteer je naam op achterkant) en hw controle
  • bespreken moeilijke opdr. 6.1 (tijdsduur stroboscoop foto: tel de intervallen. Dus tijdsduur = aantal foto's - 1)
  • uitleg 6.2
  • maken 6.2, hw = leren 6.1 en 6.2 afmaken 6.2 
  • inhaal (linde hst 3!!)en herkansingsafspraken 

Slide 8 - Slide

Gemiddelde snelheid 
  • voorwerpen bewegen zelden continu even snel, daarom berekenen we meestal de gemiddelde snelheid 
  • dat doe je met de formule:
vgem=ts
vgem=gemiddeldesnelheid
t=tijd
s=afstand

Slide 9 - Slide

iemand loopt 2,3 m/s hoeveel legt hij af in 10 minuten?
  1. noteer de formule 

  2. vul in wat je weet 

  3. (gebruik een schaduwsom
    dat is een som die dezelfde vorm heeft
  4. je weet niet wat op de plek van de 8 staat,dat zou je zo uitrekenen:   8= 2x4
  5. dus s = vgem x t = 2,3 x 600 = 1380 m
  6. vergeet niet om je eenheid te noteren!
vgem=ts
afgelegde afstand of tijd berekenen  
2,3sm=600ss
2=48
s=vgemt
t=vgems

Slide 10 - Slide

omrekenen km/h naar m/s en andersom
  • vaak wordt de snelheid in km/h (lees km per uur) gegeven terwijl je moet rekenen in m/s of juist andersom. Dat doe je zo:
  • 1 km/h=1000m/h=1000m/3600s
    dus 1 km/h = 0,28 m/s
  • en 1 m/s = 3600 m/h =3,6 km/h

Slide 11 - Slide

Oefenvragen
Ik reed vanmorgen met de auto naar Dedemsvaart. Daar deed ik 28 minuten over. De totale afstand was 30,4 km.
Wat was mijn gemiddelde snelheid? (km/h & m/s)

Het eerste gedeelte reed ik op de snelweg. De afstand was 8 km en daar deed ik 5 min over.
Wat was mijn gemiddelde snelheid daar? (km/h & m/s)
En over de reis daarna? (km/h & m/s)

Slide 12 - Slide

 Antwoorden oefenvragen
Ik reed vanmorgen met de auto naar Dedemsvaart. Daar deed ik 28 minuten over. De totale afstand was 30,4 km.
Wat was mijn gemiddelde snelheid? (km/h & m/s)

s= 30,4 km = 30400 m
t= 28 min = 0,46667 h = 1680 s


vgem=ts
vgem=0.4666730,4=65,14km/h
vgem=168030400=18,33m/s

Slide 13 - Slide

H6 bewegen
6.3 versneld eenparig vertraagd
  • versnelde, vertraagde en bewegingen met constante snelheid herkennen aan hun grafiek.
6.4 veiligheid in het verkeer
  • rekenen met de stopafstand.

Slide 14 - Slide