4H(blokuur)

Hey KANJERS!
  • FUTURE TENSE
  • RELATIVE CLAUSES
  • Proeftoets (schrijven)
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Hey KANJERS!
  • FUTURE TENSE
  • RELATIVE CLAUSES
  • Proeftoets (schrijven)

Slide 1 - Slide

Future tense

Slide 2 - Slide

Future tense
1. Present Simple
The train leaves at 8:15 pm.

2.Present Continuous
We are visiting the zoo tomorrow.

3. To be going to + ww
Look at those clouds, it's going to rain this afternoon.

4. Will + ww
Wait, I will go with you!

Slide 3 - Slide

Future tense
3. To be going to + ww
Look at those clouds, it's going to rain this afternoon.

Wanneer?
- plannen die er al waren vóór het gesprek
- voorspelling aan de hand van een aanwijzing (het weer, de tijd, etc)

Hoe?
:) We are going to celebrate her birthday this weekend.
:( We are not going to celebrate her birthday this weekend.
? Are we going to celebrate her birthday this weekend?

Slide 4 - Slide

Future tense
4. Will + ww
Wait, I will go with you!

Wanneer?
- plannen die ontstaan tijdens het gesprek (spontaan)
- voorspelling aan de hand van een mening of gevoel
- bij een spontaan aanbod/beleefd verzoek (let op! Shall bij We & I) 

Hoe?
:) I think I will get a good grade.
:( I think I will not / won't get a good grade

Slide 5 - Slide

Future tense
2.Present Continuous
We are visiting the zoo tomorrow

Wanneer?
- zaken die geregeld zijn en (bijna) zeker gaan gebeuren (je hebt al tickets gekocht, dingen geregeld)

Hoe?
:) My sister is staying over tomorrow.
:( My sister isn't staying over tomorrow.
? Is my sister staying over tomorrow?

Slide 6 - Slide

Future tense

Slide 7 - Slide

Relative clauses

Slide 8 - Slide

RELATIVE CLAUSES
Betrekkelijke bijzinnen

Slide 9 - Slide

relative clauses
relative clauses are " betrekkelijke bijzinnen".


There are two different kinds of relative clauses:
  • defining relative clause 
  • non-defining relative clauses
Relative clause begins with a relative pronoun; 

  • who                     (people)                            -They caught the man who stole my bag.
 
  • whom                   (people)                            -The girl to whom you gave the book is my sister./
                                     (*preposition)                 The girl whom you gave the book to is my sister. 

  • which                    (animals & things)           -I lost the map which she gave me last week.

  • that                 (people, animals & things)    -The movie that I watched yesterday was perfect.
                                                                                    -Here is my friend that I've known for ages. 

  • whose                 (people,animals & things)  -She is the girl whose mother is a doctor. 
                                                                                  -The poem whose writer is anonymous is very touching. 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Oefening: Future Tenses en Relative Clauses in Context
--Lees de voorbeeldzinnen: Bekijk de voorbeeldzinnen op het bord waarin zowel future tenses als relative clauses worden gebruikt.

--Schrijf zelf drie zinnen waarin je de future tenses en relative clauses combineert. Zorg ervoor dat je zowel een future tense als een relative clause in elke zin gebruikt.

--Gebruik de volgende structuur:
Begin je zin met een toekomstplan of voorspelling (future tense).
Voeg een extra beschrijving toe met een relative clause om je zin completer te maken.
timer
10:00

Slide 12 - Slide

Voorbeeldzinnen
1. I will call you when I arrive at the airport, which is really busy right now.
2. She is going to meet the teacher who helped her last year.
3. We are going to visit the museum that was renovated last year.
timer
1:00

Slide 13 - Slide

Combineer de Future Tenses en Relative Clauses

Slide 14 - Mind map

Creative writing
1. Schrijf een korte tekst (4-5 zinnen) over je plannen voor het weekend, een vakantie of een ander toekomstig evenement.

2. Zorg ervoor dat je in je tekst:
Minstens twee future tenses gebruikt (bijv. will, going to, present continuous).
Minstens twee relative clauses toevoegt (bijv. who, which, that).

3. Voorbeeldonderwerpen:
Beschrijf je volgende vakantie, een uitstapje met vrienden, of een familiebezoek.
timer
10:00

Slide 15 - Slide

Minstens twee future tenses gebruikt (bijv. will, going to, present continuous).
Minstens twee relative clauses toevoegt (bijv. who, which, that).

Slide 16 - Mind map