What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Uitleg
Pronombres personales
Welke persoonlijke voornaamwoorden zijn er in het Spaans?
yo
....
....
etc
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
Spaans
MBO
Studiejaar 3,4
This lesson contains
19 slides
, with
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Pronombres personales
Welke persoonlijke voornaamwoorden zijn er in het Spaans?
yo
....
....
etc
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Werkwoorden
LLAMARSE
LLAMAR betekent bellen of roepen. Maar zodra je er SE achter zet verandert het werkwoord
LLAMARSE betekent namelijk heten
Slide 4 - Slide
LLAMARSE
llamarse is een wederkerend werkwoord
Dit betekent dat SE een wederkerend voornaamwoord is
Ik heet
is in het Spaans ?
In het Spaans gebruik je dit werkwoord met de bijbehorende voornaamwoorden.
een wederkerend voornaamwoord verwijst terug naar het onderwerp in de zin.
Bijv. ik was
me
hij wast
zich
Slide 5 - Slide
COMPLEET
Haal SE van het werkwoord af. Dan houden we llamar over. Je vervoegt dit dan zoals elk - AR werkwoord
Dan gaan je de SE vervoegen
Slide 6 - Slide
LLAMARSE
Haal SE van het werkwoord af. Dan houden we llamar over. Je vervoegt dit dan zoals elk - AR werkwoord
Dan gaan je de SE vervoegen
SE
yo
me
tú
te
él / ella / usted
se
nosotros/as
nos
vosotros/as
os
ellos / ellas / ustedes
se
Slide 7 - Slide
Werkwoorden
z
SER
SER = zijn
yo
soy
=
ik ben
tú
eres
= jij bent
él / ella / usted
es
= hij/zij is - u bent
nosotros/as
somos
= wij zijn
vosotros/as
sois
= jullie zijn
ellos / ellas / ustedes
son
= zij zijn
TENER
TENER = hebben
yo
tengo
= ik heb
tú
tienes
= jij hebt
él / ella/ usted
tiene
= hij/zij/u heeft
nosotros/as
tenemos
= wij hebben
vosotros/as
tenéis
= jullie hebben
ellos / ellas / ustedes
tienen
= zij/ u (meervoud) hebben
Slide 8 - Slide
Het zelfstandig naamwoord
In het Spaans zijn zelfstandige na
amwoorden
mannelijk
of
vrouwelijk
Mannelijk, zijn woorden die eindigen op een -o.
uitzonderingen zijn o.a.: la radio, la mano....
Vrouwelijk zijn woorden die eindigen op een -a, -dad, -ión.
uitzonderingen zijn o.a.: el problema, el mapa....
Leer altijd het lidwoord erbij!
Slide 9 - Slide
Bijvoeglijke naamwoorden
Wat je moet weten:
Bijvoeglijke naamwoorden staan in het Spaans bijna altijd
achter
het zelfstandig naamwoord.
Bijvoeglijke naamwoorden
richten zich
naar het zelfstandig naamwoord waar ze bij staan (mannelijk/vrouwelijk/enkelvoud/meervoud)
Slide 10 - Slide
Lidwoorden
In het Nederlands hebben we
de het een
DE
en
HET
zijn bepaalde lidwoorden
We weten namelijk al over welke persoon het gaat
EEN
is een onbepaald lidwoord
het meisje dat daar fietst is aardig
de jongen heeft een rode trui aan
Bij de eerste hebben we het over een specifiek meisje wat we zien
Bij de tweede hebben we de jongen al eerder genoemd en kunnen we zeggen dat hij een rode trui aan heeft
Er staat een taxi voor de school
Dan gaat het over iets wat we nog niet eerder hebben gezien
We kunnen daarna wel zeggen:
de taxi is geel.
Nu weten we waar we het over hebben
Slide 11 - Slide
Lidwoorden
EL / LA
el chico
la chica
UN / UNA
un chico
una chica
Leer
altijd
het lidwoord bij de woorden die je leert !!
Slide 12 - Slide
Días de la semana
Meses del año
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Bezittelijk voornaamwoord
Wat is een bezittelijk vnw in het Nederlands?
Dit is een woord wat een bezit aangeeft.
Zoals: mijn, jouw, onze, etc
Slide 15 - Slide
Bezittelijk vnw.
mijn
jouw
zijn/haar/uw
ons/onze
jullie
hun/uw
mi
tu
su
nuestro
vuestro
su
mi
tu
su
nuestra
vuestra
su
mis
tus
sus
nuestros
vuestros
sus
mis
tus
sus
nuestras
vuestras
sus
enkelvoud meervoud
Slide 16 - Slide
Bezittelijk vnw.
Het bezittelijk vnw. richt zich in het Spaans op het
bezit
en niet naar de bezitter zoals in het Nederlands.
Is het bezit
meervoud,
dan wordt het bezittelijk vnw. ook meervoud --> mis/sus/nuestros
Bij nuestro/vuestro heb je ook nog een
vrouwelijke vorm
--> nuestra/vuestra.
Slide 17 - Slide
voorbeelden:
Kijk dus naar het woord wat
erachter
staat! Is dit mannelijk of vrouwelijk / enkelvoud of meervoud?
Dan pas je het bezittelijk vnm. daarop aan
mi casa = mijn huis
tus libros = jouw boeken
nuestra profesora = onze lerares
sus amigos = zijn/haar vrienden
Slide 18 - Slide
Vraagwoorden
quién - wie
quiénes - wie (mv.)
cuál - welke/wat
cuáles - welke/wat (mv.)
cuánto/-a - hoeveel
cuántos/-as - hoeveel (mv)
dónde - waar
adónde - waarheen
de dónde - waar vandaan
por qué - waarom
cuándo - wanneer
qué - wat/welke
cómo - hoe
Slide 19 - Slide
More lessons like this
Uitleg
February 2020
- Lesson with
29 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 3,4
1e 12-13 sept
September 2018
- Lesson with
13 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
3H BAK 1718 Les 6 - lidwoorden - ser/estar/hay - los números - verbos (reflexivos)
September 2017
- Lesson with
27 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
3V BAK 1718 les 6
September 2017
- Lesson with
31 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
week 45
November 2024
- Lesson with
24 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Les 10 P1 2HV Rep. SER, LLamarse, lidwoorden ev/ mv etcétera.
November 2020
- Lesson with
24 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Semana 10 - PW U1
November 2021
- Lesson with
11 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
2V 7/8 OKT herh Rep 1
October 2020
- Lesson with
15 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2