This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 3 min
Items in this lesson
Wat is geen inkomen uit vermogen?
A
Winst
B
Uitkering
C
Pacht
D
Huur
Slide 1 - Quiz
Brutoloon is lager dan nettoloon. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quiz
Van het brutoloon wordt onder andere premies sociale verzekeringen betaald. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quiz
Van het brutoloon wordt onder andere premies sociale verzekeringen betaald en .......
A
verzekeringspremie
B
pensioenpremie
Slide 4 - Quiz
Welk loon wordt op de bankrekening gestort?
A
brutoloon
B
nettoloon
Slide 5 - Quiz
Bereken het nettoloon: brutoloon: €3.000; loonbelasting: €800; sociale verzekeringspremies: €150.
A
€3.950
B
€2.200
C
€2.050
D
€1.950
Slide 6 - Quiz
Van het brutoloon betaalt de werkgever loonbelasting en .......
A
sociale verzekeringspremies
B
winstbelasting
C
vermogenbelasting
D
btw
Slide 7 - Quiz
I: Brutoloon is het geld wat je uiteindelijk krijgt. II: Nettoloon is het geld waar alle sociale verzekeringspremies en loonbelasting af zijn gehaald.
A
Beide zijn juist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 is juist, 2 is onjuist
D
Beide zijn onjuist
Slide 8 - Quiz
Anke verdient € 1.707,20 per maand en Hans € 2.340 per maand. Bereken hoeveel procent Hans meer salaris verdient dan Anke. Om dit uit te rekenen gebruik je?
A
nieuw-oud/oud x 100%
B
deel/geheel
C
kan allebei
Slide 9 - Quiz
Anke verdient € 1.707,20 per maand en Hans € 2.340 per maand. Bereken hoeveel procent Hans meer aan salaris verdient dan Anke. Wie is 'het geheel' of 'oud'?
A
Anke
B
Hans
Slide 10 - Quiz
Peter ontvangt 34% meer loon per maand dan Diana. Zijn nettoloon is €4.422 per maand. Wie is de '100%'?
A
Peter
B
Diana
Slide 11 - Quiz
Peter ontvangt 34% meer loon per maand dan Diana. Zijn nettoloon is €4.422 per maand. Het nettoloon van Diana bedraagt?