1. nooit 2. soms 3. vaak 4. altijd
Een onbekende (beleefd) begroeten:
Glimlachen tegen een onbekende:
De deur openhouden voor een onbekende:
Een onbekende voorrang geven in een winkel, lift etc.
Een vriendelijk grapje maken tegen een onbekende:
Een praatje beginnen met een onbekende:
Een praatje beginnen met een bekende:
Een bekende hulp aanbieden:
Een onbekende hulp aanbieden:
Iets vriendelijks zeggen of compliment geven aan een onbekende:
Iets vriendelijks zeggen of compliment geven aan een bekende:
Belangstellende vragen stellen over wat een onbekende aan het doen is:
Zeg jij hallo tegen de verkoopster wanneer jij een kleine winkel binnenloopt?
Begroet jij de buschauffeur wanneer jij de bus instapt?