Woordenschat H1 - Beeldspraak: vergelijking, metafoor, personificatie

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen 

Vandaag...
- Uitleg woordenschat H2
- Opdrachten maken

Leerdoel:
- Ik kan vergelijkingen, metaforen en personificaties herkennen en begrijpen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen 

Vandaag...
- Uitleg woordenschat H2
- Opdrachten maken

Leerdoel:
- Ik kan vergelijkingen, metaforen en personificaties herkennen en begrijpen

Slide 1 - Slide

Beeldspraak
  • Wat is beeldspraak?
  • Heb je voorbeelden?
  • Waarom gebruik je beeldspraak?

Slide 2 - Slide

Beeldspraak
Wanneer je iets zegt wat je figuurlijk bedoelt, gebruik je beeldspraak.

Slide 3 - Slide

Beeldspraak
1. Vergelijking: Je zet twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken (object en beeld) en je maakt gebruik van een verbindingswoord.

2. Metafoor: je gebruikt alleen het beeld. Het object wordt weggelaten.

3. Personificatie: een ding doet iets wat alleen een levend persoon kan.

Slide 4 - Slide

Vergelijkingen Object en Beeld

In een vergelijking staan twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken: 
                         het object (o)               en             het beeld (b)
Joris en Erick (o) lijken op elkaar als twee druppels water (b)

Het object is iets uit de werkelijkheid: iets wat dus echt is.
Het beeld is iets waar het object op lijkt.


Slide 5 - Slide

Een paar voorbeelden:
Wat is het object, het beeld en het verbindingswoord?

- Die man lijkt wel een beer!
- Zij lacht als een boer die kiespijn heeft. 
- Mijn broertje ging er als een haas vandoor. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Metafoor
Je benoemt alleen het beeld (en dus niet het object):

- Die kleerkast kun je beter niet in het donker tegenkomen.
(met kleerkast bedoel je een gespierd iemand)

- Wat een uilskuiken! (met uilskuiken bedoel je iemand die dommig is)
- Hij vloog door zijn leesboek

Spreekwoorden zijn ook metaforen
- Kleine potjes hebben grote oren
- Appels met peren vergelijken

Slide 8 - Slide

Personificatie
Een ding doet iets wat eigenlijk alleen levende personen kunnen doen.

De wind huilt...
Het schip danst...
De bladeren knipogen...

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Zo ... als ...

Slide 11 - Slide

Zo vrij als een
A
vogel
B
hoentje
C
beer
D
mol

Slide 12 - Quiz

zo mak als een
A
garnaaltje
B
lammetje
C
beertje
D
hondje

Slide 13 - Quiz

zo doof als een
A
vos
B
vis
C
vogel
D
kwartel

Slide 14 - Quiz

zo dronken als een
A
koe
B
buffel
C
tor
D
haai

Slide 15 - Quiz

zo gezond als een
A
kip
B
vis
C
otter
D
zwaluw

Slide 16 - Quiz

zo arm als een
A
kerkrat
B
vogelspin
C
keldertor
D
vleermuis

Slide 17 - Quiz

zo koppig als een
A
leerling
B
leeuw
C
uil
D
ezel

Slide 18 - Quiz

zo kaal als een
A
doek
B
loep
C
biljartal
D
kiwi

Slide 19 - Quiz

zo rood als een
A
kreeft
B
roodborstje
C
rode aal
D
rodondendron

Slide 20 - Quiz

zo lek als een
A
vergiet
B
mandje
C
bosje tulpen
D
eend

Slide 21 - Quiz

Checkvragen
  1. Wat is beeldspraak?
  2. Wat is het Object?
  3. Wat is het beeld?
  4. Noem twee verbindingswoorden:

Slide 22 - Slide

Checkvragen
Wat is beeldspraak?
Figuurlijk taalgebruik. Gebruikt om extra kracht te geven.
Wat is het Object?
Iets uit de werkelijkheid.
Wat is het beeld?
Iets waar het object op lijkt.
Noem twee verbindingswoorden:
Bijvoorbeeld: als, lijkt wel, zo ... als, een... van, is net.

Slide 23 - Slide

Beeldspraak
Een vergelijking is een vorm van beeldspraak.  Je gebruikt het beeld om een mens, dier of ding te verduidelijken, om het meer kracht te geven.

Beeldspraak is altijd 
figuurlijk bedoeld.

Slide 24 - Slide

En nu...

Maak van Woordenschat hoofdstuk 2  online alle opdrachten.

Slide 25 - Slide