h2.1

Geldfuncties
1 / 10
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Geldfuncties

Slide 1 - Slide

Geldfuncties
  1. Ruilmiddel
  2. Rekenmiddel
  3. Spaarmiddel

Slide 2 - Slide

Je gebruikt geld op drie manieren. ​
Dat noem je geldfuncties. Je gebruikt geld:​
als.....................wanneer je iets koopt
A
ruilmiddel
B
rekenmiddel
C
spaarmiddel

Slide 3 - Quiz

Geld kan een ruilmiddel, spaarmiddel of rekenmiddel zijn.
Welke van deze geldfuncties herken je in het volgende geval?

Ramon heeft gezien dat een spelcomputer bij Amazon
€ 20 goedkoper is dan bij Bol.com.

A
Rekenmiddel
B
spaarmiddel
C
Ruilmiddel

Slide 4 - Quiz


Welke van de 3 geldfuncties herken je in het onderstaande voorbeeld?

Yara koopt voor € 80 een tweedehands fiets.

A
Rekenmiddel
B
spaarmiddel
C
Ruilmiddel

Slide 5 - Quiz

Giraal geld
Chartaal geld

Slide 6 - Slide

Saldo
  • Creditsaldo = positief saldo
  • Debetsaldo = negatief saldo 

Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten – uitgaven 

Slide 7 - Slide

Rentepercentage uitrekenen
Soms weet je wel het rentebedrag maar wil je juist het rentepercentage berekenen.

Voorbeeld:
Lies heeft 8000 euro van de bank geleend. Na een jaar heeft zij €600 aan de bank betaald aan rente.
vraag: bereken het rentepercentage dat de bank aan Lies vraagt




%
100
8000
1
600

Slide 8 - Slide

Rente

Slide 9 - Slide

Maken
blz. 42 t/m 45
opdracht 2 t/m 12

Slide 10 - Slide