This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Grammatica
Herhaling
Slide 1 - Slide
Huiswerk
opdracht 2 en 3
Slide 2 - Slide
Wat gaan we doen
persoonsvorm en onderwerp
werkwoord
lidwoord en zelfstandig naamwoord
persoonsvorm tegenwoordige tijd
Slide 3 - Slide
Werkwoorden tegenwoordige tijd
Slide 4 - Slide
Wat is de ik-vorm van het woord "lopen"?
Slide 5 - Open question
Wat is de ik-vorm van het woord "verven"?
Slide 6 - Open question
Theorie
De ik-vorm is het woord dat in de tegenwoordige tijd achter ‘ik’ komt te staan.
Vaak moet je van het hele werkwoord -en eraf halen:
Denken - (ik) denk
Soms moet je iets toevoegen, veranderen of weghalen.
Slapen - (ik) slaap
Zetten - (ik) zet
Proeven - (ik) proef
Slide 7 - Slide
Noem de ik-vormen van de volgende werkwoorden: Bakken, raken, verhuizen.
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Video
Theorie (1)
Als je de jij- zij- of hij-vorm gebruikt, schrijf je soms een -t achter de ik-vorm.
Bij de meeste werkwoorden kun je horen of er een -t achter de ik-vorm moet. Bij werkwoorden op -den hoor je dat niet. Vul dan in gedachten het werkwoord lopen in.
Je hoort of er een -t achter de ik-vorm moet.
Slide 10 - Slide
Theorie (2)
Els vind... hem erg leuk. → Els loopt hem erg leuk. Dus: Els vindt hem erg leuk.
Ik vind... het niet eerlijk. → Ik loop het niet eerlijk. Dus: Ik vind het niet eerlijk.
Slide 11 - Slide
Vul de juiste vorm in: (worden) Hij ... later vast een goede vader.
Slide 12 - Open question
(worden) ... jij later een goede vader?
Slide 13 - Open question
Grammatica
Slide 14 - Slide
Zinsontleden stap voor stap
persoonsvorm
streepjes tussen de zinsdelen
onderwerp
Grammatica - zinsdelen
Slide 15 - Slide
Zinsontleden stap voor stap
Grammatica - zinsdelen
Joey en Emre klagen al weken over de lockdown.
1. PV =
2. Strepen zetten 3. OW =
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
WOORDSOORTEN
het lidwoord
- er zijn drie lidwoorden
de
het ('t)
een ('n)
Slide 18 - Slide
WOORDSOORTEN
het zelfstandig naamwoord
- is een woord voor een mens, een dier, een plant, een ding
(me-di-pla-di)
- is een woord voor een naam of een gevoel
BIJVOORBEELD:
bakker, paard, tulp, tafel
Janneke, blij
Slide 19 - Slide
Is het woord een zelfstandig naamwoord?
ontmoeting
A
ja
B
nee
Slide 20 - Quiz
Is het woord een zelfstandig naamwoord?
dictee
A
ja
B
nee
Slide 21 - Quiz
Is het woord een zelfstandig naamwoord?
schutting
A
ja
B
nee
Slide 22 - Quiz
Lees (en beluister) de tekst.
Slide 23 - Slide
Noteer van zin 1 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.
Slide 24 - Open question
Noteer van zin 2 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.