This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Quiz - Herhaling
Slide 1 - Slide
Welke afkorting is bestemd voor PowerPoint?
A
.pdf
B
.pptx
C
.docx
D
.xlsx
Slide 2 - Quiz
Welk doel dient het zippen van bestanden niet?
A
Het versnelt de computerprestaties.
B
Het voorkomt virussen in bestanden.
C
Het maakt bestanden kleiner om opslagruimte te besparen.
D
Het converteert bestanden naar een ander formaat.
Slide 3 - Quiz
Welke extensie wordt vaak gebruikt voor gezipte bestanden?
A
.exe
B
.docx
C
.zip
D
.txt
Slide 4 - Quiz
Waar kunnen we informatica toepassingen vinden?
A
Alleen in computers.
B
Overal, van smartphones tot huishoudelijke apparaten.
C
Alleen in wetenschappelijk onderzoek.
D
Alleen in de ruimtevaartindustrie.
Slide 5 - Quiz
Wat is een softwareapplicatie?
A
Een hardwarecomponent in een computer.
B
Een reeks instructies die de computer bestuurt.
C
Een fysiek apparaat dat informatie opslaat.
D
Een programmeertaal.
Slide 6 - Quiz
Welk van de volgende termen verwijst naar fysieke, tastbare componenten van een computer of apparaat?
A
Software
B
Hardware
C
Data
D
Besturingssystemen
Slide 7 - Quiz
Welke draadloze communicatietechnologie wordt vaak gebruikt voor korte-afstandsverbindingen tussen apparaten, zoals draadloze koptelefoons en toetsenborden?
A
Bluetooth
B
Infrarood
C
4G of 5G netwerk
D
Wifi
Slide 8 - Quiz
Wat is een database?
A
Een apparaat dat gegevens opslaat in de cloud.
B
Een enkel bestand waarin alle computerprogramma's zijn opgeslagen.
C
Een gestructureerde verzameling van gegevens
D
Een computerprogramma voor het maken van grafieken en diagrammen.
Slide 9 - Quiz
Wat is de betekenis van AI (Artificial Intelligence)?
A
Menselijke intelligentie nagebootst door machines.
B
Een nieuwe programmeertaal.
C
Automatische installatie van software.
D
Een grafische ontwerptechnologie.
Slide 10 - Quiz
Waar wordt AI vaak gebruikt in de gezondheidszorg?
A
Het bereiden van maaltijden voor patiënten.
B
Het diagnosticeren van ziekten op basis van medische beelden.
C
Het aanmaken van medicijnen.
D
Het bijhouden van patiëntgegevens.
Slide 11 - Quiz
Wat wordt bedoeld met "privacy" in de context van informatica?
A
Het delen van persoonlijke informatie op sociale media.
B
Het recht op het geheim houden van persoonlijke gegevens.
C
Het gebruik van sterke wachtwoorden.
D
Het delen van foto's met vrienden.
Slide 12 - Quiz
Wat is een goede manier om je online privacy te beschermen?
A
Geen gebruik maken van internet.
B
Gebruikmaken van openbare WiFi-netwerken.
C
Het delen van persoonlijke informatie met iedereen.
D
Het gebruik van sterke wachtwoorden en tweestapsverificatie.
Slide 13 - Quiz
Wat is phishing in de context van e-mails?
A
Een manier om virussen te verspreiden via e-mailbijlagen.
B
Het sturen van ongevraagde commerciële e-mails.
C
Een vorm van sociale manipulatie .
D
Het verspreiden van spam-e-mails om persoonlijke informatie te stelen.
Slide 14 - Quiz
Hoe kun je phishing-e-mails meestal herkennen?
A
Ze hebben altijd dezelfde afzender.
B
Aan de URL van de link
C
Ze komen altijd van legitieme organisaties.
D
Ze bevatten nooit bijlagen.
Slide 15 - Quiz
Hoe goed begrijp je de verschillende onderwerpen die zijn behandeld in deze quiz?