This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Vandaag
Slide 1 - Slide
2.2 Spiegels
W
H
W
Slide 2 - Slide
2.2 Spiegels
Een voorwerp kaatst het licht (zonlicht) terug. Dit licht komt in je ogen.
Een reflector kaatst het licht extra goed terug.
Het weerkaatsen van licht noem je reflectie.
Slide 3 - Slide
2.2 Spiegels
Diffuse terugkaatsing
Bij diffuse weerkaatsing wordt het licht in alle richtingen gereflecteerd.
Slide 4 - Slide
2.2 Spiegels
Spiegelende terugkaatsing
Bij spiegelende weerkaatsing wordt het licht in één richting gereflecteerd.
Slide 5 - Slide
2.2 Spiegels
Virtueel beeld
-Een virtueel beeld is een beeld dat je wel kunt zien,
maar dat er niet echt is.
-Het beeld ziet er net zo uit als het voorwerp.
-Het heeft dezelfde vorm.
-Het is even groot.
-Het beeld staat net zo ver
achter de spiegel als het
voorwerp ervoor.
Slide 6 - Slide
2.2 Spiegels
Het beeld in de spiegel
staat net zo ver achter
de spiegel als ervoor.
Slide 7 - Slide
2.2 Spiegels
Het tekenen van de teruggekaatste bundel.
Met behulp van het virtuele beeld kun je de teruggekaatste lichtbundel tekenen.
Een spiegelbeeld noem je ook wel een virtueel beeld.
Slide 8 - Slide
2.2 Spiegels
Het tekenen van de teruggekaatste bundel.
Van uit de punten L1 en L2 valt er licht op de spiegel.
De spiegel kaatst dit licht terug.
Daardoor lijkt het licht uit de punten B1 en B2 achter de spiegel te komen.
Achter de spiegel lijkt er zich een beeld te bevinden. (B1-B2).
Slide 9 - Slide
2.2 Spiegels
Het tekenen van het spiegelbeeld .
Teken het spiegelbeeld van de driehoek ABC
Slide 10 - Slide
2.2 Spiegels
Het tekenen van het spiegelbeeld .
Het spiegelbeeld A’ ligt even ver van de spiegel-as als A.
Leg de loodlijn van je geodriehoek op lijn s zoals hiernaast.
Teken het spiegelbeeld van A.
Slide 11 - Slide
2.2 Spiegels
Het tekenen van het spiegelbeeld.
Teken het spiegelbeeld ∆A’B’C’.
Teken op dezelfde manier de punten B’ en C’.
Je hoeft de hulplijnen niet uit te gummen.
Slide 12 - Slide
Quiz afspraken:
- Je werkt met z'n vieren
- Je overlegt samen
- Verzin een team naam: de naam moet iets met het hoofdstuk te maken hebben.
- Scan de code: vul jullie teamnaam in
Slide 13 - Slide
Hoe noem je deze soort terugkaatsing
A
Spiegelende terugkaatsing
B
Diffuse terugkaatsing
C
Hoek van inval = hoek van uitval
D
Hoek van inval = hoek van terugkaatsing
Slide 14 - Quiz
Hoe noem je deze soort terugkaatsing?
A
Spiegelende terugkaatsing
B
Diffuse terugkaatsing
C
indirecte terugkaatsing
D
natuurlijke terugkaatsing
Slide 15 - Quiz
In de afbeelding zie je een voorbeeld van....
A
Diffuse terugkaatsing
B
Spiegelende terugkaatsing
C
absorptie
D
diffuse en spiegelende kerugkaatsing
Slide 16 - Quiz
In de afbeelding zie je een voorbeeld van....
A
Diffuse terugkaatsing
B
Spiegelende terugkaatsing
C
absorptie
D
doorlating
Slide 17 - Quiz
Op de afbeelding hiernaast is er sprake van
A
spiegelende terugkaatsing
B
diffuse terugkaatsing
C
heldere terugkaatsing
D
geen terugkaatsing
Slide 18 - Quiz
Een lamp is op een witte muur gericht. De ruwe muur weerkaatst het licht. Er is hier sprake van ...
A
Absorptie
B
Spiegeling
C
Spiegelende terugkaatsing
D
Diffuse terugkaatsing
Slide 19 - Quiz
Wat is het juiste spiegelbeeld?
A
B
C
Slide 20 - Quiz
Hoe heet een spiegelbeeld?
A
Weerspiegeling
B
Weerkaatsing
C
Asbeeld
D
Virtueel beeld
Slide 21 - Quiz
De jongen ziet het spiegelbeeld van de kaars in de spiegel. Wat is de juiste bewering over de punt van de vlam en zijn spiegelbeeld?
A
de punt van de vlam ligt iets dichter bij de spiegel dan het spiegel beeld van de punt van de vlam
B
de punt van de vlam ligt even ver van de spiegel als het spiegel beeld van de punt van de vlam
C
de punt van de vlam ligt iets verder weg van de spiegel dan het spiegel beeld van de punt van de vlam
Slide 22 - Quiz
Wat weet je van de afstand tussen het spiegelbeeld en de spiegel en het afstand tussen het voorwerp en de spiegel?
A
Van spiegelbeeld is groter
B
Van voorwerp is groter
C
Even groot
Slide 23 - Quiz
Op welke foto ligt de geodriehoek goed om een spiegelbeeld te maken van de vierhoek?
A
foto 1
B
foto 2
C
foto 3
D
geen foto
Slide 24 - Quiz
Als je jezelf bekijkt in de spiegel, is dan je spiegelbeeld dichterij, even ver of verder weg van de spiegel dan jezelf.
A
dichterbij
B
even ver
C
verder weg
Slide 25 - Quiz
Wat is de spiegelwet?
A
"Letters die je in een spiegelbeeld ziet zijn omgekeerd"
B
"Hoek van inval is gelijk aan hoek van terugkaatsing"
C
"Bolle spiegels zijn groter dan holle spiegels"
D
"Een spiegel is altijd vlak"
Slide 26 - Quiz
Hoe luidt de spiegelwet dus?
A
i = u
B
u = t
C
i = t
D
t = u
Slide 27 - Quiz
Om een teruggekaatste lichtstraal goed te tekenen, moet je de normaal kennen. Wat is de normaal bij een vlakke spiegel? De normaal is de lijn ....
A
die loodrecht op de invallende lichtstraal staat.
B
die loodrecht op de spiegel staat.
C
van je oog naar het spiegelbeeld.
D
van je oog naar het voorwerp.
Slide 28 - Quiz
Wat zie je bij nummer 1, 2 en 3?
A
1 = normaal
2 = hoek van inval
3 = hoek van terugkaatsing
B
1 = hoek van terugkaatsing
2 = hoek van inval
3 = normaal
C
1 = hoek van inval
2 = normaal
3 = hoek van terugkaatsing
D
1 = hoek van terugkaatsing
2 = normaal
3 = hoek van inval
Slide 29 - Quiz
De hoek van inval is 70 graden, dan is de hoek van terugkaatsing ..... graden
A
35 graden
B
70 graden
C
140 graden
D
Dat kun je niet zeggen je hebt de normaal niet
Slide 30 - Quiz
hoe heet de rode lijn op de afbeelding hiernaast .
A
loodlijn
B
rode lijn
C
normaal
D
abnormaal
Slide 31 - Quiz
Bij terugkaatsing van een lichtstraal op een spiegel, moet je de hoek van inval en de hoek van terugkaatsing kennen. Welke hoek in figuur 1 is de hoek van terugkaatsing?
A
hoek 1
B
hoek 2
C
hoek 3
D
hoek 4
Slide 32 - Quiz
Verzin samen een toets vraag over hoofdstuk 2.1 en 2.2
Slide 33 - Open question
2.2 Spiegels
De afstand van het origineel tot de spiegel noem je de voorwerpsafstand. Het symbool hiervoor is v.
Slide 34 - Slide
2.2 Spiegels
De afstand van de spiegel tot het virtuele beeld noem je de beeldafstand Het symbool hiervoor is b.
Slide 35 - Slide
2.2 Spiegels
Het lijkt alsof de lichtstraal van uit de voet van het spiegelbeeld komt.
Slide 36 - Slide
2.2 Spiegels
De werkelijke lichtstraal gaat vanaf de voet via de spiegel naar het oog.
Slide 37 - Slide
2.2 Spiegels
De spiegelwet.
De normaal is een hulplijn loodrecht op de spiegel.
Het tekenen van spiegelende terugkaatsing met behulp van de spiegelwet.
Slide 38 - Slide
2.2 Spiegels
De spiegelwet.
De hoek van inval (i) is de hoek tussen de invallende lichtstraal en de normaal
.
Het tekenen van spiegelende terugkaatsing met behulp van de spiegelwet.
Slide 39 - Slide
2.2 Spiegels
De spiegelwet.
De hoek van terugkaatsing(t) is de hoek tussen de teruggekaatste lichtstraal en de normaal .
Het tekenen van spiegelende terugkaatsing met behulp van de spiegelwet.
Slide 40 - Slide
2.2 Spiegels
De spiegelwet.
De spiegelwet: De hoek van inval is gelijk aan de hoek van terugkaatsing. i = t
Het tekenen van spiegelende terugkaatsing met behulp van de spiegelwet.
Slide 41 - Slide
2.2 Spiegels
Leg je geodriehoek loodrecht op de spiegel.
Slide 42 - Slide
2.2 Spiegels
Teken de normaal loodrecht op de spiegel
Slide 43 - Slide
2.2 Spiegels
meet de hoek van inval (i).
(i = 25 graden)
Slide 44 - Slide
2.2 Spiegels
Draai je geodriehoek om en leg hem langs de normaal.
Slide 45 - Slide
2.2 Spiegels
teken de hoek van terugkaatsing (t) af.
(t= 25 graden)
Slide 46 - Slide
2.2 Spiegels
Teken de teruggekaatste lichtstraal.
Slide 47 - Slide
Wordt in de figuur hiernaast gebruik gemaakt van het spiegelbeeld of de spiegelwet?