Les-9 P1 2HV SER , Verbos regulares, mv ev

¡Bienvenidos a tu clase de español!
9
Hoy es lunes
el 4 de octubre
 de 2021
1 / 27
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos a tu clase de español!
9
Hoy es lunes
el 4 de octubre
 de 2021

Slide 1 - Slide

Prepárate para esta clase:
Maak je klaar voor deze les...
timer
1:00
¡Importante!
- Tu portátil aún está cerrado
Je laptop is nog dicht.

- Tu móvil está apagado en y tu bolsa o mochila,que está al suelo
Je mobiel is uit en in je tas, die op de grond staat.
-Tienes tu cuaderno, portátil y bolígrafo: 
Schrift, laptop en pen heb je bij je.

-¡Haz caso y guarda el silencio!: 
 Let op! Oren open en wees stil!

Slide 2 - Slide

Los objetivos de esta clase

1. Jullie gaan nog meer oefenen met SER

2. Jullie gaan oefenen met regelmatige werkwoorden én vocabulario
De doelen voor deze les

Slide 3 - Slide

El programa de hoy

1)  repasar los deberes ( werk nakijken)

2) Quiz SER en AR ER en IR werkwoorden

3) Voca overhoren (la serpiente de palabras)


Hoy es lunes, 
el 4 de octubre de 2021

Slide 4 - Slide

SO:  13 oktober '21
Voca 1.1-1.3 (NL-ESP)
Roze werkwoordenblad 1-15 (ESP-NL)
Lidwoorden + ev/mv + uitzonderingen (8 stuks)
Getallen 0 t/m 20 NL-ESP
Persoonlijke voornaamwoorden
Werkwoord: SER ( vervoegen in korte zinnetjes)

Dit SO telt 2x mee!

Slide 5 - Slide

Verbos -AR-ER -IR
Regelmatige werkwoorden eindigend op -AR , -IR , -ER
Weet je de regel nog?

Slide 6 - Slide

Regels regelmatige ww AR, ER, IR:
  • Bij ww op -AR heeft de vervoeging altijd een A behalve bij YO
  • Bij ww op -ER heeft de vervoeging altijd een E behalve bij YO
  • Bij ww op -IR heeft de vervoeging ook een E, behalve bij nosotros (-imos) en vosotros (-ís) én bij YO
  • Het accent bij de vervoeging van vosotros staat :
  • op de A (-ar) >> Habláis
  • op de E (-er) >> Coméis
  • op de I (-ir) >> vivís

Slide 7 - Slide

Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señor González

Slide 8 - Drag question

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -AR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
HABLO
BAILO
CANTA
BAILAN
ESCUCHAS
TOCAMOS
ESCUCHÁIS
BAILA
HABLAN
CANTAMOS
ESTUDIÁIS
HABLAS

Slide 9 - Drag question

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -IR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
VIVÍS
VIVIMOS
ESCRIBE
VIVO
COMPARTO
ESCRIBIMOS
COMPARTEN
VIVES
ESCRIBEN
VIVE

Slide 10 - Drag question

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -ER
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
COMO
APRENDES
BEBES
CORREMOS
VENDEN
APRENDEMOS
VENDÉIS
BEBE
COMEMOS
VENDO
APRENDEN
COME
CORRE
BEBÉiS

Slide 11 - Drag question

YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
hablo
bebo
habláis
come
vivimos
escriben
vivís
hablan
preguntamos
vives
vende
compran
escuchas
escucháis
vive
bebemos
compro
bailas
bailáis
leemos
habla
leen
escuchas
pregunto

Slide 12 - Drag question

Zet de juiste vorm van SER in de zin.
1. Mi madre (ella) ____ alta, yo _____ bajo
2. Alberto y María _____ argentinos
3. ¿Tú _________ española, Teresa? No ____ mexicana
4. ¿Vosotros _____ policías o profesores?
5. Sanne y yo ______holandeses pero Natalia (ella) y Jorge (él)________colombianas

Slide 13 - Open question

Sleep de woorden bij het juiste meervoudsvorm in het Spaans.
+S
+ES
autobús
profesor
ciudad
hermano
estudiante
hotel
casa
mujer
perro
chica

Slide 14 - Drag question

levantas
llamáis
afeitan
levanto
llamamos
ducha
levanta
se
nos
me
se
os
te
se

Slide 15 - Drag question

Weet jij de betekenis van deze Spaanse regelmatige werkwoorden? 
Zet de juiste bij elkaar.
comer
bailar
hablar
vivir
cantar
ir
vender
escuchar
escribir
compartir
beber
tocar
schrijven
gaan
dansen
drinken
praten
leven, wonen
luisteren
eten
instrument bespelen, aanraken
delen
zingen
verkopen

Slide 16 - Drag question

decir
A
zeggen
B
praten

Slide 17 - Quiz

Dar
A
kunnen
B
geven

Slide 18 - Quiz

comer
A
eten
B
drinken

Slide 19 - Quiz

querer
A
willen
B
lezen

Slide 20 - Quiz

Hablar
A
praten
B
luisteren

Slide 21 - Quiz

Ir
A
gaan
B
luisteren

Slide 22 - Quiz

Hacer
A
lezen
B
doen , maken

Slide 23 - Quiz

la serpiente de palabras....

Slide 24 - Slide

¿Qué vas a hacer?:hacer tareas
¿Qué necesitas?:  la tarea que está en Classroom
¿Cómo?: Tú trabajas solo o sola ; Alleen, zelfstandig werken 

¿Cuánto tiempo?: 15-20 minutos.
Objetivo (doel): Je oefent met SER en de lidwoorden

He terminado la tarea ¿y ahora?/ Klaar, en nu?
Verder leren >>>> voca 1.1 , 1.2, 1.3 en ww roze blad.
Trabajo autónomo
-
Zelfstandig werk
Paso a paso: Stappenplan 

Slide 25 - Slide

APRENDE (LEER):  
VOCA 1.1 t/m 1.3 ( NL> ESP)
+ roze werkwoordenblad 1t/m 15
+
begin met het leren vd stof voor het SO 

HAZ (MAAK):
ejercicio 9, 10 ,11 y 12

Los deberes para la próxima clase
(het huiswerk voor de volgende les...)
¡Mucha suerte!; veel succes!

Slide 26 - Slide

y... ¿Qué has aprendido hoy?
¿Hay preguntas? (zijn er vragen?)

Slide 27 - Slide