mentorles 11

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Mentorles 11

Programma

• Hoe was de sportdag?
• Invulling komende   mentorlessen
• Woorden leren
• LOB 3 afmaken

Sportdag

Hoe was de sportdag?

1. Wat vond je het leukste aan de dag?

2. Wat vond je het stomste aan de dag?

3. Wat zou je de volgende keer graag anders zien?

Invulling mentorlessen

De komende mentorlessen zullen weer gevuld worden met mentorgesprekjes. Deze zullen ongeveer 12 minuten duren. 

Dit start vanaf donderdag 14 december en gaat door op:

- woensdag 10 januari: Guus, Jet, Jonathan, Marte

- donderdag 11 januari: Laurie, Maurice, Elisabeth, Elin, Sanne

- woensdag 17 januari: Jort, Isa, Lasse, Eden, Bobby

- donderdag 18 januari: Anouk, Hero, Lente, Neel, Maud

- woensdag 24 januari: Mare, Finn, Lisa, Rowan, Elena

- donderdag 25 januari: Robine, Imre, Carmen, Vera, Marit

Woordjes leren; hoe pak je dat aan?

Heb jij het wel eens meegemaakt? Je moet woordjes leren, maar ze blijven maar niet in je hoofd hangen. En die SO komt steeds dichterbij … Wellicht is dat vanaf nu anders: in deze les testen jullie verschillende manieren om woordjes te leren. Welke werkt voor jou het beste? Misschien kun je die gaan gebruiken voor aankomende toetsweek!

Laten we eens een rondje doen:

> Hoe leren jullie woordjes? We maken een woordspin op het bord.

   - Wie leert ook zo

   - Wie juist niet?

Het experiment

• Maak 6 groepen. (5 groepen van 5 en 1 groep van 4)
• Elke groep kiest een andere strategie om woordjes te leren. Elke strategie kan 2x voorkomen. We loten bij meer animo. 
• Elke groep leert hetzelfde rijtje woorden van het werkblad met de gekozen strategie. 
• Je hebt 10 minuten om te leren. De woorden staan op je werkblad.
• Gebruik een strategie uit het kader hieronder of bedenk er zelf een:

Stampen:	Herhaal het woord en de vertaling zo vaak als je kan, tot je de betekenis kan onthouden. Doe dit in je hoofd.
Woordverhaal:	Schrijf een (Nederlands) verhaaltje waarin de woorden (in de vreemde taal) en hun betekenis duidelijk worden. Schrijf het verhaal zó dat jij het kan onthouden.
Woordentekening:	Maak een (of meer) tekening(en) waar je de woorden in verwerkt. Je kan de woorden er ook in schrijven. Let bij het tekenen wel op je tijd! Niet hetzelfde als een woordspin!
Stategie 4 ....	Bedenk zelf een strategie om woordjes te leren. Misschien heb je zelf wel een strategie die voor jou heel geod werkt!

De test!

We gaan nu een kleine toets maken met de geleerde woorden. 

Laten we nu nakijken. Kijk naar het bord en check je eigen antwoorden. Zet krulletjes als het goed is en een streep/kruis als het fout is. Beantwoord dan de vragen op het werkblad.

De uitkomst

We bespreken de resultaten klassikaal.

• Welke groep heeft de hoogste score gehaald? Waar zou dat door komen?

• Wat zijn voordelen van de strategieën die jullie gebruikt hebben? En nadelen?

• Wie gaat voor de volgende so of repetitie op een andere manier de woordjes

    leren? Op welke manier ga je dan leren?

• Heb je tips voor je klasgenoten die ze kunnen gebruiken als ze woordjes moeten

    leren?

• Kies klassikaal de beste leerstrategie.

LOB opdracht 3: verslag afschrijven

Jullie gaan nu het verslagje afmaken van je LOB 3 opdracht. Deze gaan jullie vandaag ook meteen uploaden als het af is. De volgende vragen moest je in een verslagje zetten:

1. Welke beroepen lijken op elkaar? 
2. Komt er een richting of sector het meeste voor? 
3. Is er verschil tussen de beroepen uit de stamboom van je vader of uit de stamboom van je moeder? 
4. Is er verschil tussen theoretische of praktische beroepen tussen de stambomen?
5. Zijn jouw ouders vroeger door hun ouders geholpen bij het maken van hun school- en studiekeuze? 

  6. Geef aan welke 2 beroepen uit de stamboom jou het leukste lijken. Waarom?

Klaar?

Stuur de foto's naar je eigen mailadres (schoolmail) en ga dan naar de mediatheek om het te uploaden.

Ook daarmee klaar? Nieuwe voorkant én inhoudt maken van je zakelijk paspoort.

Interview

Je geeft aan wie je hebt geïnterviewd en wie hij/zij van jou is. De volgende vragen ga je stellen aan je familielid:

1. Welke beroep doet u?
2. Is dit uw droomberoep?
3. Heeft u ook andere beroepen gehad?
4. Waarom bent u veranderd van beroep?
5. Welk middelbaar schooldiploma heeft u?
6. Welke opleiding heeft u daarna gedaan?
7. Hoe ziet een werkdag er meestal uit (wat moet u allemaal doen)?
8. Wat vindt u leuk aan het werk?
9. Is er gemakkelijk werk te vinden met uw beroep?
10. Met welk gereedschap of hulpmiddelen werkt u?
11. Met wie werkt u (wat doen je collega’s)?
12. Wanneer werkt u (welke tijden en dagen)?
13. Wat vindt u niet leuk aan het werk?