Spelling 1.9 en 2.9 herhalen

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

lesdoelen
Ik weet hoe ik werkwoorden in de tegenwoordige tijd schrijf.
Ik weet hoe ik werkwoorden in de verleden tijd schrijf.

Slide 2 - Slide

Lesplanning
Herhaling werkwoordspelling 
Laatste zaken voor de vakantie
tijd om te lezen /aan je boekopdracht te werken.

Vakantie!

Slide 3 - Slide

Gebiedende wijs
Kies de juiste schrijfwijze:
timer
0:15
A
Wordt niet boos!
B
Wort niet boos!
C
Wor niet boos!
D
Word niet boos!

Slide 4 - Quiz

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde

Slide 5 - Quiz

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 6 - Quiz

Ik (vermoeden) dat jij dat ook niet echt grappig (vinden).
A
vermoet, vind
B
vermoedt, vindt
C
vermoed, vindt
D
vermoed, vind

Slide 7 - Quiz

Aan het begin van het jaar (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 8 - Quiz

PV vt
Kies de juiste schrijfwijze:
timer
0:15
A
Gisteren bevrijdden de brandweerlieden de kat.
B
Gisteren bevrijden de brandweerlieden de kat.
C
Gisteren bevrijdde de brandweerlieden de kat.
D
Gisteren bevrijde de brandweerlieden de kat.

Slide 9 - Quiz

Toen hij gisteren niet (antwoorden) (verzuchten) ik dat ik er nu echt klaar mee ben.
A
antwoorde- verzuchtte
B
antwoordde, verzuchtte
C
antwoordde-verzuchte
D
antwoorde-verzuchte

Slide 10 - Quiz

(Worden) je broer ook zo gek van dat wachten?
A
Word
B
Wordt

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Welk goed voornemen heb je voor deze vakantie?

Slide 13 - Open question

Heb je tips voor je klasgenoten om te doen in de vakantie?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide