This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
REGELS verleden tijd
bij zwakke werkwoorden
- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)
moet gebruiken (langer maken)
- Gebruik een ezelsbruggetje als je
het niet (zeker) weet
Om te weten of je bij een zwak werkwoord in de verleden tijd nu de(n) of te(n) moet schrijven, gebruik je 't sexy fokschaap
Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen