Inleiding fin de siècle

Planning
1. Komende lessen en info toets p3
2. middeleeuwen / renaissance / 18e eeuw / 19e eeuw
3. inleiding fin de siècle
4. video fin de siècle
5. bestuderen en samenvatten par. 40 + 41

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Planning
1. Komende lessen en info toets p3
2. middeleeuwen / renaissance / 18e eeuw / 19e eeuw
3. inleiding fin de siècle
4. video fin de siècle
5. bestuderen en samenvatten par. 40 + 41

Slide 1 - Slide

Koppel de begrippen aan de juiste periode.
middeleeuwen
renaissance
18e eeuw
19e eeuw
fin de siècle
gemeenschapskunst
realisme
rationalisme
romantiek
impressionisme
naturalisme
elegie
classicisme
empirisme
imaginair reisverhaal

Slide 2 - Drag question

Fin de siècle 1875-1914
In de periode 1875 – 1914 ontstond het moderne Europa.

van agrarische samenlevingen -> industriestaten
drie moderne politieke hoofdstromingen:
liberalen, confessionelen en socialisten.

Slide 3 - Slide

Fin de siècle 1875-1914
Oorzaken ontstaan modern Europa:
Technische vernieuwingen
telefoon, gloeilamp, benzinemotor etc.

 Grote economische groei ->
Kapitalisme in zijn puurste vorm

Slide 4 - Slide

Fin de siècle 1875-1914
Kapitalisme leidde zowel tot enorme wantoestanden als tot verbetering van het lot van de arbeiders.

Enerzijds wilde men zo goedkoop mogelijk blijven produceren en moesten de loonkosten laag blijven.

Anderzijds begon men in te zien dat men beter kon concurreren met gezonde en geschoolde arbeiders.

Gevolg: opkomst socialisme / sociale wetgeving

Slide 5 - Slide

Fin de siècle 1875-1914
In de cultuurgeschiedenis wordt de periode 1875-1914 het 
Fin de siècle genoemd.

Het was een soort afsluitende periode, waarin tegelijkertijd de kiemen van een nieuwe periode aanwezig zijn.

Slide 6 - Slide

Fin de siècle 1875-1914
Onrust door:  
Socialisme
Charles Darwin: evolutietheorie
Freud: onderbewuste
Het onderbewuste is dat deel van de geest dat wij niet onder controle hebben maar dat een groot deel van ons denken en handelen bepaalt.Dit alles tastte het wereldbeeld en de gevestigde orde aan.

Dit alles tastte het wereldbeeld en de gevestigde orde aan.

Slide 7 - Slide

Fin de siècle 1875-1914
Anderzijds: zelfvoldaanheid
Industriële revolutie
Economische groei
In de natuurwetenschappen was men van mening dat het echte werk nu wel gedaan was. Men vond dat de ‘fysica’ klaar was.

Slide 8 - Slide

Fin de siècle 1875-1914
Door enerzijds de angst voor het nieuwe en anderzijds de zelfvoldaanheid met wat al bereikt is, ontstond het 

Fin de siècle-gevoel: men stond aan het eind van een grote cultuurperiode en op de drempel van een nieuwe onbekende eeuw die met angst en verwachting tegemoet werd gezien.

Slide 9 - Slide

Fin de siècle 1875-1914
Deze ‘dubbele’ houding leidde vaak tot een vlucht uit de realiteit (escapisme) in een wereld van kunst, overbeschaving, luxe en genotzoekerij. (bohémiens)

Het fin de siècle wordt ook wel 
la belle époque (het mooie tijdperk) genoemd.

Slide 10 - Slide

Fin de siècle 1875-1914
In de kunst kwam het escapisme tot uiting als estheticisme: de opvatting dat kunst uitsluitend iets moois dient te zijn en geen andere functie dan kunst mag hebben.

L’art pour l’art: kunst omwille van de kunst. Het gaat niet om de inhoud maar om de vorm!

Slide 11 - Slide

Impressionisme
Het impressionisme is een voortzetting van en een reactie op het realisme van de 19e eeuw.

Slide 12 - Slide

Impressionisme
Impressionisme: de kunstenaar probeert de zintuiglijke indrukken (impressies) van kleur, licht en vorm weer te geven; hij probeert niet de werkelijkheid weer te geven, maar de werkelijkheid zoals hij ze ervaart.

Slide 13 - Slide

Impressionisme
Het impressionisme is nauw verbonden met het estheticisme: 

onderwerp, ideeën en sociale relevantie zijn van minder belang. Het gaat om de sfeer van het uitgebeelde.

Slide 14 - Slide

Impressionisme
Hoofddoel van de schilders was het vastleggen van de wisselende effecten van licht en kleur. Dit leidde tot een andere schildertechniek.
Impressionistische kunstenaars: o.a. Manet, Renoir, Monet, Rodin.

Slide 15 - Slide

Impressionisme
Het zo nauwkeurig mogelijk uitbeelden van nuances, indrukken en gevoelens gebeurde in de literatuur door het toepassen van bepaalde stijlmiddelen.

Slide 16 - Slide

Mei - 
Herman Gorter

Slide 17 - Slide

Impressionisme
Stijlmiddelen:
Het gebruik van veel bijvoeglijk naamwoorden;
Het gebruik van neologismen (nieuwe woorden);
Het gebruik van archaïsmen (ouderwetse woorden);
Het gebruik van beeldspraak;
Het gebruik van alliteraties en enjambementen.

Slide 18 - Slide

Impressionisme
Het literaire impressionisme is vooral een poëziestroming.

Proza met impressionistische kenmerken werd woordkunst of lyrische proza genoemd.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Huiswerk
Bestuderen en samenvatten par. 40 + 41 Dautzenberg

Op de Classroom komt te staan wat je dinsdag en vrijdag in de les moet doen als je online les hebt. Op school zijn de spreekbeurten! 

Di 18 mei: Sophie, Rosanne, Rodin, Meya, Rick
 

Slide 21 - Slide