Hoofdletters en leestekens, jaar 2

1 / 14
next
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Welk woord schrijf je altijd met een hoofdletter?
A
Februari
B
Winter
C
Donderdag
D
Groningen

Slide 2 - Quiz

Hoofdletter
  • Begin van de zin
  • Namen (merknaam of aardrijkskundige naam) 

Slide 3 - Slide

Waar moet de komma?
"Als ik dat eten zie word ik misselijk."
A
ik, dat
B
zie, word
C
word, ik
D
Als, ik

Slide 4 - Quiz

Een komma
Tussen twee persoonsvormen
"Als ik dat eten zie, word ik misselijk."

Slide 5 - Slide

Waar moet de komma?
"Ik houd van katten honden en cavia's."
A
katten, honden
B
houd, katten
C
honden, en
D
en, cavia's

Slide 6 - Quiz

Een komma
Bij een opsomming
"Ik houd van katten, honden en cavia's."

Slide 7 - Slide

Waar moet de komma?
"Ik vind jou aardig omdat je atijd vrolijk bent."
A
omdat, je
B
aardig, omdat
C
je, vrolijk
D
jou, aardig

Slide 8 - Quiz

Een komma
Voor een voegwoord
"Ik vind jou aardig, omdat je altijd vrolijk bent." 

Slide 9 - Slide

Waar moet de komma?
"Op school leer ik over taal geschiedenis en wiskunde."
A
school, leer
B
geschiedenis, en
C
en, wiskunde
D
taal, geschiedenis

Slide 10 - Quiz

Een komma
Bij een opsomming
"Op school leer ik over taal, geschiedenis en wiskunde."

Slide 11 - Slide

Waar schrijf je een hoofdletter?
"'s morgens neem ik yoghurt bij mijn ontbijt."
A
ik
B
yoghurt
C
s
D
morgens

Slide 12 - Quiz

Hoofdletter
  • Begin van de zin
  • Maar na de 's
  • 's Morgens neem ik yoghurt bij mijn ontbijt. 

Slide 13 - Slide

Welke zin is goed?

A
Wij eten paaseitjes, drinken chocolademelk en kletsen nog wat.
B
Wij eten Paaseitjes, drinken Chocolademelk en kletsen nog wat!
C
Wij eten paaseitjes drinken chocolademelk en kletsen nog wat.

Slide 14 - Quiz