GL2 - Leesvaardigheid - Ch. 1

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Extra leesvaardigheid chapitre 1

Je gaat twee teksten lezen. 

In de dia voor de vragen, zie je de tekst. Je kunt steeds een aantal dia's terug gaan om de tekst te zien.

Tekst 1

Lis le test Quel vacancier es-tu? Sleep het plaatje naar de vraag uit de tekst waar het bij hoort.

Vraag 1

Vraag 2

Vraag 4

Vraag 3

Vraag 5

Vraag 1

Vraag 2

Vraag 3

Vraag 4

Vraag 5

Doe de test. Welke uitslag komt er bij jou uit?

Kijk naar de informatie over de jongeren. Welke uitslag zullen zij op de test krijgen? 100% zen, fun of sportif?

Vraag 1

Vraag 3

Vraag 5

Isabelle est une fille très athlétique. Elle adore faire de l'escalade et se promener. Son endroit préféré: les Alpes. Elle est 100% ...

Thierry  adore la photographie. Il fait du surf et il aime le beau temps. Sa ville préférée: Nice. Il est 100% ...

Abdou n'aime pas les grandes villes. En vacances, il veut être indépendant. Il adore la faune et la flore. Son endroit préféré: l'ile Bora Bora. Il est 100% ...

100% ZEN

100% SPORTIF

100% FUN

Lis de nouveau le texte Quel vacancier es-tu? Combine.

Vraag 1

Premier jour de vacances. Qu'est-ce que tu penses?

Tu pars en vacances où et avec qui?

Tu as gagné 1 million d'euros au loto. Tu vas où?

Tu es sur une ile déserte. Qu'est-ce que tu fais?

Pourquoi tu as passé de bonnes vacances? Car...

De vakantie is begonnen!

Een verlaten tropisch eiland

Waar en met wie?

Een geslaagde vakantie

Jouw droombestemming

Lis de nouveau le texte Quel vacancier es-tu? Lis les questions et choisis la bonne réponse.

Angela vindt school vreselijk. Welk antwoord kiest zij bij vraag 1?

1. A
2. B
3. C

Camille vindt het leuk om nieuwe vrienden te maken. Welk antwoord kiest zij bij vraag 2?

1. A
2. B
3. C

Roger is een echte bergbeklimmer. Welk antwoord kiest hij bij vraag 3?

1. A
2. B
3. C

Elisa houdt van bewegen en sport iedere dag. Welk antwoord kiest zij bij vraag 4?

1. A
2. B
3. C

Raoul is heel handig. Welk antwoord kiest hij bij vraag 5?

1. A
2. B
3. C

Tekst 2

Regarde le texte Des plages pas comme les autres. Lis le titre et l’introduction et choisis la bonne réponse.

Wat is het onderwerp van de tekst?

1. bijzondere stranden
2. kleurrijke stranden
3. stranden voor huisdieren

In welke twee landen zijn de foto's genomen?

1. de Bahama's en de Malediven
2. de Bahama's en Tenerife
3. Frankrijk en Tenerife

Lis le texte en entier. Réponds en néerlandais.

Wat staat er op de favoriete vakantiefoto van Mila?

Hoe ziet Paris Plages eruit? Noem drie dingen.

Hoe komt het dat het strand op de Maldiven’s avonds schittert?

Waarom droeg Charline slippers op het strand op Tenerife?

Welke twee jongeren hebben tijdens hun vakantie een vreemde taal gesproken?

Combine les mots. Er zijn vier woorden per categorie.

Saisons

Famille

Jours

automne

mardi

père

été

hiver

printemps

vendredi

jeudi

mercredi

frère

parents

soeur

Traduis l'activité en français. 

De werkwoorden staan in de passé composé. Je vindt ze in de tekst.

1. gesurft

Traduis l'activité en français. 

De werkwoorden staan in de passé composé. Je vindt ze in de tekst.

2. naar het strand geweest

Traduis l'activité en français. 

De werkwoorden staan in de passé composé. Je vindt ze in de tekst.

3. brood gegeven

Traduis l'activité en français. 

De werkwoorden staan in de passé composé. Je vindt ze in de tekst.

4. Spaans gesproken

Traduis l'activité en français. 

De werkwoorden staan in de passé composé. Je vindt ze in de tekst.

5. een meisje ontmoet

Traduis l'activité en français. 

De werkwoorden staan in de passé composé. Je vindt ze in de tekst.

6. het eiland bezocht

Lis de nouveau le texte Quel vacancier es-tu? Combine.

Vraag 1

Aux Bahamas, les cochons!

En France, Paris plages!

Aux Maldives, la plage brille!

À Ténérife, une plage noire!

Heet zand en slippers

Dieren voeren in Noord-Amerika

Zonnen in de hoofdstad

Een actieve vakantie in Azië

Lis de nouveau le texte Des plages pas comme les autres. Choisis la bonne réponse.

Mila gaat ieder jaar naar de Bahama's.

1. waar
2. niet waar
3. dat staat niet in de tekst

Lis de nouveau le texte Des plages pas comme les autres. Choisis la bonne réponse.

Rafaël is blij dat hij thuis gebleven is.

1. waar
2. niet waar
3. dat staat niet in de tekst

Lis de nouveau le texte Des plages pas comme les autres. Choisis la bonne réponse.

Aaron heeft een luie vakantie gehad.

1. waar
2. niet waar
3. dat staat niet in de tekst

Lis de nouveau le texte Des plages pas comme les autres. Choisis la bonne réponse.

Charline heeft veel in de zon gelegen.

1. waar
2. niet waar
3. dat staat niet in de tekst

La fin!