Les 5: Toets Hoofdstuk 3

oefenen Bronnen van Energie
Klas 3

1 / 53
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

oefenen Bronnen van Energie
Klas 3

Slide 1 - Slide

Welke beschrijving past bij een geothermische centrale?
A
een elektriciteitscentrale waar aardwarmte gemaakt wordt om stroom mee te produceren
B
een elektriciteitscentrale waar aardwarmte wordt omgezet in een brandstof voor duurzame auto’s
C
een elektriciteitscentrale waar elektriciteit wordt opgewekt door gebruik te maken van aardwarmte
D
een elektriciteitscentrale waar verbranding van de energiebron onder het aardoppervlak plaatsvindt

Slide 2 - Quiz


Zet de cijfers 1 en 2 onder mekaar.

Noem vervolgens TWEE manieren waarop elektriciteit getransporteerd kan worden:

Slide 3 - Open question

In Nederland staan meer dan 40 thermische centrales.

Wat zijn twee mogelijke brandstoffen voor een thermische centrale?
A
biomassa en bruinkool
B
aardwarmte en windkracht
C
zonne-energie en aardwarmte
D
biomassa en windkracht

Slide 4 - Quiz

Welk van de onderstaande maatregelen helpt om de Nederlandse energievoorziening te verduurzamen?
A
Alle werkende Nederlanders mogen met 40% korting reizen met het openbaar vervoer.
B
De belasting op het rijden van dieselauto’s gaat omlaag.
C
Eigenaren van zonnepanelen ontvangen vanaf 2022 een lager bedrag voor de stroom die ze zelf aan het elektriciteitsnet leveren.
D
Er wordt toestemming verleend voor de bouw van een olieraffinaderij.

Slide 5 - Quiz

Op welke manier gaat Frankrijk proberen de energievoorziening duurzamer te maken?
A
de eigen steenkoolmijnen heropenen
B
het aantal getijdencentrales uitbreiden
C
het gebruik van kernenergie stimuleren
D
meer gebruikmaken van zonne-energie en windkracht

Slide 6 - Quiz

Bekijk hiernaast eerst de afbeelding.
Mali en Niger waren tot 1960 een kolonie van Frankrijk.
Leg met behulp van de afbeelding uit waarom Frankrijk nog steeds grote interesse heeft in deze landen en bijvoorbeeld als eerste militair ingrijpt wanneer er oorlog in deze landen dreigt.

Slide 7 - Open question

In de Nederlandse landbouw wordt volop gekeken naar een duurzamere omgang met energie. Voor welke sector zal dit met name aantrekkelijk zijn: de glastuinbouw, veeteeltbedrijven of bloembollenkwekers? Leg je keuze uit.

Doe het zo: "DE GLASTUINBOUW, of VEETEELTBEDRIJVEN of BLOEMBOLLENKWEKERS, omdat........"

Slide 8 - Open question

Waaruit is aardolie ontstaan?
A
aardgas
B
plankton
C
plantenresten
D
steenkool

Slide 9 - Quiz

Wat zijn de twee belangrijkste energiebronnen voor Nederland?
A
aardgas en aardolie
B
aardgas en biomassa
C
steenkool en windkracht
D
aardolie en biomassa

Slide 10 - Quiz

Wat zijn de twee belangrijkste bronnen voor de elektriciteitsproductie in Frankrijk?
A
kernenergie en waterkracht
B
aardolie en steenkool
C
bio-massa en zonne-energie
D
waterkracht en aardolie

Slide 11 - Quiz

Nederland wil graag een rol spelen in de energiehandel.
Wat maakt de Rotterdamse haven zo geschikt voor de distributie van aardolie?
A
dankzij enkele grote olievelden in de Noordzee
B
dankzij de aanwezigheid van veel industrie op het Rotterdamse haventerrein
C
dankzij de ligging aan de Noordzee en een goede waterwegverbinding met Duitsland
D
dankzij het aantal raffinaderijen en mogelijkheden tot LNG-opslag

Slide 12 - Quiz

Bekijk eerst de afbeelding.

Wat is een juiste verklaring voor de ligging van de windmolenparken?
A
Dankzij de ligging aan de Noordzee is het transport van de elektriciteit eenvoudiger.
B
De rivier de Seine maakt het transport van energie gemakkelijker.
C
In de kustregio worden de hoogste windsnelheden gemeten.
D
In dit dunbevolkte deel van Frankrijk is de minste kans op bezwaren tegen de bouw van windmolens.

Slide 13 - Quiz

Bekijk eerst de afbeelding.
Hoe groter een land is afgebeeld, hoe hoger de score.

Wat zou een goede titel voor deze kaart zijn?


A
aandeel duurzame energie in de totale energievoorziening
B
aantal kerncentrales
C
aandeel waterkracht in de elektriciteitsvoorziening
D
uitstoot CO2

Slide 14 - Quiz

Welke energiebron is een voorbeeld van een fossiele brandstof?
A
waterkracht
B
aardwarmte
C
aardgas
D
geen van de genoemde energiebronnen is een voorbeeld van een fossiele brandstof

Slide 15 - Quiz

Welk kenmerk hoort bij thermische centrales?
A
Het opwekken van stroom.
B
Er wordt gestookt op biomassa.
C
De centrales zijn milieuvriendelijk.
D
In Nederland wordt hier nauwelijks gebruik van gemaakt.

Slide 16 - Quiz

Bekijk eerst de afbeelding.

Wat is de meest gebruikelijke manier om aardgas te transporteren?

Slide 17 - Open question

Bekijk de afbeelding.
1. In West-Europa is de vraag naar aardgas groot / klein.
2. West-Europa is wel / niet zelf in staat om in de eigen aardgasbehoefte te voorzien.
3. De belangrijkste leverancier van aardgas is Nederland / Noorwegen / Rusland.
4. In de toekomst zal de vraag naar aardgas afnemen / toenemen.

Welke woorden moeten bij de 4 zinnen worden gevuld?
A
1. groot, 2. niet, 3. Rusland, 4. toenemen
B
1. klein, 2. niet, 3. Rusland, 4. toenemen
C
1. groot, 2. niet, 3. Nederland, 4. toenemen
D
1. groot, 2. niet, 3. Nederland, 4. afnemen

Slide 18 - Quiz

Welke van de volgende opmerkingen is juist?
A
Nederland heeft genoeg aardgas voor de komende honderd jaar.
B
Door technische vernieuwingen is het energiegebruik van de meeste Nederlanders de laatste twintig jaar licht afgenomen.
C
Op dit moment is tien procent van het Nederlandse energiegebruik afkomstig van hernieuwbare energiebronnen.
D
In de Nederlandse bodem bevinden zich aardolie, aardgas en steenkool.

Slide 19 - Quiz

Welke opmerking is juist?
A
De belangrijkste energiebron in Frankrijk is kernenergie.
B
De stroomvoorziening in Frankrijk is duurzamer dan die in Nederland.
C
De hoeveelheid opgewekte duurzame energie in Frankrijk neemt de laatste jaren af.
D
Geen van de genoemde opmerkingen is juist

Slide 20 - Quiz

Waarom kiest Nederland voor het exporteren van aardgas?
A
Omdat we over grote overschotten van deze brandstof beschikken.
B
Omdat we in Nederland de juiste voorzieningen hebben voor export.
C
Omdat er geld te verdienen is met de energiehandel.
D
Omdat we zo de import van aardolie kunnen goedmaken.

Slide 21 - Quiz

‘ Deze vorm van energie wordt opgewekt door het splijten van uranium'.

Welk woord hoort bij bovenstaande omschrijving?

Slide 22 - Open question

Hoe wordt een windmolenpark op zee ook wel genoemd?

Slide 23 - Open question

Bekijk eerst de afbeelding.

Welk begrip hoort NIET bij de afbeelding?
A
geothermische energie
B
warmtekrachtkoppeling
C
biomassa
D
duurzaam energiegebruik

Slide 24 - Quiz

Welke opmerking is juist?
A
De Nederlandse overheid streeft naar een duurzame energievoorziening om zo de kans op aardbevingen bij aardgasvelden te beperken.
B
Frankrijk gebruikt meer kernenergie dan Nederland, omdat het land de nadelen van radioactief afval volledig onder controle heeft.
C
Het grootse deel van de aardolie die aangevoerd wordt in de Rotterdamse haven is bestemd voor de landen om ons heen.
D
Het succes van een mainport is afhankelijk van de grootte van het continentale plat van een land.

Slide 25 - Quiz

Bekijk eerst de afbeelding.

Welke woorden horen bij de rode cijfers 1, 2 en 3 te staan?
A
1= veen, 2= bruinkool, 3= aardgas
B
1= bruinkool, 2= veen, 3= aardgas
C
1= veen, 2= aardgas, 3= bruinkool
D
1= aardgas, 2= bruinkool, 3= veen

Slide 26 - Quiz

Bekijk eerst de afbeelding.
Oostenrijk ligt niet aan zee, terwijl Nederland wel aan zee ligt.

Geef een verklaring waarom Oostenrijk toch veel meer duurzame energie in de vorm van waterkracht heeft dan Nederland.

Slide 27 - Open question

Bekijk eerst de afbeelding.

Welke woorden horen bij de rode cijfers 1, 2 en 3 in de legenda te staan?
A
1= aardgasveld, 2= aardolieveld, 3= steenkool(veld)
B
1= aardolieveld, 2= aardgasveld, 3= steenkool(veld)
C
1= aardgasveld, 2= steenkool(veld), 3= aardolieveld
D
1= aardolieveld, 2= steenkool(veld), 3= aardgasveld

Slide 28 - Quiz

Bekijk de afbeelding.

Welk woord ontbreekt bij het rode kruisje in de legenda?

Slide 29 - Open question

Wat is het belangrijkste kenmerk van hernieuwbare energiebronnen?
A
Ze leveren veel energie.
B
Ze raken nooit op.
C
Ze stoten veel CO2 uit.
D
Ze zijn kort geleden ontdekt.

Slide 30 - Quiz

Bekijk de afbeelding.

Welke energiebronnen moeten op de plaatsen van A en B staan?
A
A = aardolie, B = kernenergie
B
A = aardolie, B = biomassa
C
A = kernenergie, B = aardolie
D
A = kernenergie, B = bruinkool

Slide 31 - Quiz

Wat is in zowel Nederland als Frankrijk een veel genomen maatregel om duurzame energie te
stimuleren?

A
aanleg van meer waterkrachtcentrales
B
gebruik van kernenergie verbieden
C
meer kolencentrales (zie plaatje) bouwen
D
subsidies op groene energie

Slide 32 - Quiz

Maak de juiste combinaties door te slepen:
aardgas
geothermische centrale
plantenresten
radioactief
stroomproductie
aardwarmte
biomassa
kernenergie
uitputbare energie
waterkracht

Slide 33 - Drag question

Welke uitspraak is juist?
A
Het gebruik van kernenergie versterkt het broeikaseffect.
B
In Nederland wordt geen gebruikgemaakt van kernenergie.
C
Kernenergie is de krachtigste traditionele brandstof.
D
Uranium (zie plaatje) wordt geproduceerd in fabrieken.

Slide 34 - Quiz

Beoordeel de stellingen:

I. Het gebruik van duurzame energiebronnen levert de mens en de natuur enkel voordelen op.

II. Nederland is op het gebied van de energievoorziening één van de duurzaamste landen in Europa.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
Beide zijn juist.
D
Beide zijn onjuist.

Slide 35 - Quiz

Waarom kiest Nederland voor het exporteren van aardgas?
A
Omdat er geld te verdienen is met de energiehandel.
B
Omdat we in Nederland de juiste voorzieningen hebben voor export.
C
Omdat we over grote overschotten van deze brandstof beschikken.
D
Omdat we zo de import van aardolie kunnen goedmaken.

Slide 36 - Quiz

Bekijk de afbeelding.

Welke grafiek laat het best zien hoe de prijs van groene stroom zich in de toekomst zal ontwikkelen?
A
grafiek A
B
grafiek B
C
grafiek C
D
grafiek D

Slide 37 - Quiz

Bekijk hiernaast de twee grafieken. De grafieken geven de halveringstijd van verschillende radioactieve stoffen weer.
De halveringstijd is de periode waarin een radioactieve straling steeds met de helft is afgenomen.

Welke conclusie mag je op basis van de twee grafieken trekken?

A
Elk type radioactief afval heeft dezelfde halveringstijd.
B
Hoe langer de halveringstijd, hoe langer er radioactieve straling vrijkomt.
C
Na 10 jaar is radioactieve straling niet schadelijk meer.
D
Niet in alle kerncentrales komt radioactieve straling vrij.

Slide 38 - Quiz

Bekijk de afbeelding van een energiepark.

Welke begrip is van toepassing op dit energiepark?
A
biomassa
B
fossiele brandstof
C
waterkrachtcentrale
D
hernieuwbare energiebron

Slide 39 - Quiz

Iemand heeft de traditionele energiebronnen ingedeeld in de volgende twee groepen:
Groep 1: kolen, uranium/kernenergie
Groep 2: aardgas, aardolie

Op basis van welk kenmerk/ criterium zullen de groepen gemaakt zijn?

A
Hoeveel het gebruikt wordt
B
Manier waarop de energiebronnen gewonnen wordt
C
Mate van luchtvervuiling
D
Ontstaanswijze

Slide 40 - Quiz

Welke bewering is juist?
A
De mens heeft invloed op de ligging van een aardgasveld.
B
Een terminal is hetzelfde als een elektriciteitscentrale.
C
Elk land beschikt over voldoende eigen energiebronnen.
D
Pijpleidingen voor aardgas of aardolie (zie plaatje) kunnen meer dan 1000 km lang zijn.

Slide 41 - Quiz

Hoe werkt een thermische centrale? Zet de zinnen in de juiste volgorde.

1. Brandstoffen worden aangevoerd.
2. De stoom zorgt ervoor dat een turbine gaat draaien.
3. In een generator wordt elektriciteit opgewekt.
4. De brandstof wordt verbrand.
5. Via hoogspanningslijnen verlaat de stroom de centrale.
6. Water wordt verhit tot stoom.
A
1-->4-->6-->2-->5-->3
B
1-->4-->2-->6-->3-->5
C
1-->4-->6-->2-->3-->5
D
1-->6-->4-->2-->3-->5

Slide 42 - Quiz

Bekijk de afbeelding.

Welke woorden horen bij de rode cijfers 1, 2 en 3 te staan?
A
1= olie, 2= gas, 3= steenkool
B
1= gas, 2= olie, 3= steenkool
C
1= olie, 2= steenkool, 3= gas
D
1= steenkool, 2= gas, 3= olie

Slide 43 - Quiz

Welke bewering over de afbeelding is juist?
A
Nederland gebruikt kernenergie sinds 2001.
B
Vanaf 1990 zijn we in Nederland veel aardgas gaan gebruiken.
C
We gaan minder energie gebruiken, omdat de fossiele brandstoffen opraken.
D
Geen van de genoemde beweringen is juist.

Slide 44 - Quiz

Nederland ziet zichzelf wel een grote rol spelen als energiedistributeur. Geef bij elk van de volgende zinnen aan of dit in het VOORDEEL of NADEEL van Nederland werkt.
1. Dankzij Slochteren heeft Nederland een uitgebreid gasnetwerk.
2. De vraag naar aardgas blijft stijgen
3. Lidstaten van de EU hebben afgesproken dat hun energievoorziening duurzamer moet worden.
4. De eerste grote aardgasvondst in Nederland was in 1959. Onze kennis over de winning en transport van gas is sindsdien flink toegenomen.
5. Nederland heeft strenge milieuregels.
6. Nederland heeft goed betaalde werknemers,

A
1. voordeel, 2. voordeel, 3. nadeel, 4. voordeel, 5. nadeel, 6. nadeel.
B
1. nadeel, 2. nadeel, 3. nadeel, 4. voordeel, 5. nadeel, 6. nadeel.
C
1. voordeel, 2. voordeel, 3. voordeel, 4. nadeel, 5. nadeel, 6. nadeel.
D
1. voordeel, 2. voordeel, 3. nadeel, 4. voordeel, 5. voordeel, 6. voordeel.

Slide 45 - Quiz

Welke opmerking past bij welk type waterkrachtcentrale?
1. Deze variant beïnvloedt de natuurlijke omgeving het
minst.
2. Deze waterkrachtcentrale dient ook vaak als brug/
autoweg.
3. Dit systeem levert energie maar gebruikt ook energie.
4. Dit wordt ook in Nederland toegepast.
5. Dit is alleen geschikt voor gebieden met grote
hoogteverschillen.
A
1= type 1, 2= type 2, 3= type 3, 4= type 3, 5= type 2.
B
1= type 1, 2= type 1, 3= type 2, 4= type 1, 5= type 3.
C
1= type 3, 2= type 2, 3= type 1, 4= type 1, 5= type 2.
D
1= type 1, 2= type 2, 3= type 3, 4= type 1, 5= type 3.

Slide 46 - Quiz

Wat is een juiste omschrijving van warmtekrachtkoppeling?
A
Door verbranding van een energiebron ontstaan warmte en C02.
B
Een warmtebron wordt gekoppeld aan een andere energiebron.
C
Het zinvol gebruiken van warmte die ontstaan is bij bijvoorbeeld stroomproductie.
D
Vrijgekomen warmte bij bijvoorbeeld stroomproductie wordt gebruikt als brandstof.

Slide 47 - Quiz

Welke eigenschap hoort NIET bij fossiele brandstoffen?
A
Ze zijn lang geleden ontstaan
B
Ze zijn relatief goedkoop in gebruik.
C
Ze hebben een lage uitstoot van CO2 bij verbranding
D
Het is een uitputbare energiebron.

Slide 48 - Quiz

Wat is de meest logische locatie voor een waterkrachtcentrale?
A
aan een meer in Friesland
B
langs het Noordzeekanaal
C
aan de monding van een snel stromende rivier
D
midden op zee.

Slide 49 - Quiz

Van olie kan benzine worden gemaakt. Auto's rijden vaak op benzine. 
Olie gaat door verschillende fases, voordat dit getankt kan worden bij een bezinestation.
Zet de volgende begrippen in de juiste (tijds)volgorde door te slepen.
Tip: eindig met 'bezinepomp' bij fase 5.
-->
-->
-->
-->
Fase 1
Fase 2
Fase 3
Fase 4
Fase 5
raffinaderij
benzinepomp
tankwagen
boortoren
pijpleiding

Slide 50 - Drag question

Windenergie
Zonneenergie
Waterkrachtcentrale
Aardgas
Kernenergie

Slide 51 - Drag question

Klik op de afbeelding om hem groter te maken
Uit welke delen bestaat een kerncentrale? Sleep het juiste antwoord achter het nummer hieronder.
1:
2:
3:
Koelsysteem
Productie van elektriciteit
Kernreactor

Slide 52 - Drag question

Meeste gebruik fossiele brandstoffen
Vooral aardolie en aardgas
Veel kerncentrales
aardolie wordt geïmporteerd
Waterkracht
centrales
23% duurzame energie in 2020
14% duurzame energie in 2020

Slide 53 - Drag question