6.4: Vorming van gedrag

6.4: Vorming van gedrag
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

6.4: Vorming van gedrag

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • je kunt uitleggen dat gedrag zowel erfelijk bepaald is als door omgeving bepaald is
  • Je kunt uitleggen wat sleutelprikkels zijn en wat supranormale prikkels zijn

Slide 2 - Slide

Voorkennis: Wat is adequaat gedrag?
A
Aangeleerd gedrag
B
Aangeboren gedrag
C
Gedrag dat de fitness van individu verhoogt
D
Baltsgedrag

Slide 3 - Quiz

Leerdoel 1
je kunt uitleggen dat gedrag zowel erfelijk bepaald is als door omgeving bepaald is

Slide 4 - Slide

Bibliotheektijd
Lezen blz. 87 - 89
timer
5:00

Slide 5 - Slide

Wat veroorzaakt gedrag?
A
Prikkels
B
Receptoren
C
Respons

Slide 6 - Quiz

Waar kunnen prikkels vandaan komen? Noem 2 mogelijkheden.

Slide 7 - Open question

Wat veroorzaakt gedrag?
Gedrag kent verschillende vormen en functies.

We maken onderscheid tussen:
  • Aangeboren gedrag (erfelijke eigenschap)
  • Aangeleerd gedrag (ervaring)

Slide 8 - Slide

Wat veroorzaakt gedrag?
(prikkels)
Gedrag begint altijd met een prikkel

Prikkels komen van:
  • Interne milieu (binnen in het lichaam)
  • Externe milieu (vanuit omgeving)

Slide 9 - Slide

Wat veroorzaakt gedrag?
(motivatie)
Motivatie = de bereidheid om een bepaald gedragssysteem uit te voeren

De motivatie wordt bepaald door de interne prikkels en externe prikkels

Motivatie = prikkelsterkte intern + prikkelsterkte extern

Voorbeeld:
Je ziet een heel lekker ijsje (sterke externe prikkel) maar je hebt net gegeten (zwakke interne prikkel). Als het ijsje lekker genoeg lijkt is je motivatie om tot voedingsgedrag (gedragsysteem) over te gaan nog hoog genoeg om het ijsje op te eten. Een portie spruiten levert echter niet een hoog genoege motivatie op om nog te gaan eten. 

Slide 10 - Slide

Wat veroorzaakt gedrag?
(terugkoppeling)
Het uitvoeren van gedrag heeft een effect op het organisme. 

Dit effect zorgt voor terugkoppeling naar de prikkelsterkte vanuit het interne en externe milieu

Voorbeeld:
Je hebt honger en loopt langs de mac Donalds. De prikkels verhogen de motivatie enorm om over te gaan tot voedingsgedrag. Je loopt de Mac binnen, besteld een burger en gaat eten. Het eten van de burger zorgt voor terugkoppeling op het interne milieu en externe milieu. Je honger gaat weg dus de interne prikkelsterkte neemt af en zodra je de Mac uitloopt en je ziet een KFC zal de prikkelsterkte van het zien van de KFC ook sterk zijn afgenomen. 

Slide 11 - Slide

Wat veroorzaakt gedrag?
(handelingen)
Het gedrag dat je vertoont bestaat uit een combinatie van aangeleerd gedrag, aangeboren gedrag en eventueel nieuwe handelingen. 

De terugkoppeling die plaats vindt in gedrag zorgt ervoor dat nieuwe handelingen vaker herhaald zullen worden of juist niet.

Als de nieuwe handeling je fitness (overlevingskans + voortplantingskans) verhoogt spreken we van adequaat gedrag. Adequaat gedrag zal vaker worden herhaald. 

Adequaat gedrag kan via DNA of via leerprocessen worden doorgegeven aan nakomelingen. 

Slide 12 - Slide

Sommige apen hebben geleerd hoe je noten kunt kraken. Dit zorgde ervoor dat ze een nieuwe bron van voedsel hadden en dus hun overlevingskansen werden verhoogt.

Het kraken van noten is een voorbeeld van adequaat gedrag. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Sommige apen hebben geleerd hoe je noten kunt kraken. Dit zorgde ervoor dat ze een nieuwe bron van voedsel hadden en dus hun overlevingskansen werden verhoogt.

De apen leren hun nakomelingen hoe ze ook noten moeten kraken door het aan ze voor te doen. Hoe wordt dit gedrag doorgegeven?
A
Via DNA
B
Via Aangeleerd gedrag
C
Nieuwe handelingen

Slide 14 - Quiz

Leerdoel 2
Je kunt uitleggen wat sleutelprikkels zijn en wat supranormale prikkels zijn

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Periodieke invloeden
Interne communicatie geregeld door hormoonstelsel en zenuwstelsel. Dit beïnvloedt weer motivatie voor bepaald gedrag. Concentratie hormonen veroorzaken voortplantingsgedrag, maar daglengte beïnvloedt ook voortplantingsgedrag. 
Bij vogels krimpen geslachtorganen als hormoonspiegel afneemt.

Slide 17 - Slide

Gedrag bij mensen:
Bekijk de volgende video

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Een bosuil duikt op een muis af.
a. Wat is de motivatie van de uil om te duiken?

Slide 20 - Open question

B. Wat is de externe prikkel?

Slide 21 - Open question

Het voedingscentrum adviseert om niet op lege maag boodschappen te gaan doen. Dit komt omdat:
A
je dan geen energie hebt om boodschappen te doen
B
je koopt dan vooral wat lekker is en niet nodig
C
je gaat dan in de supermarkt eten en dat is niet netjes
D
iedereen dan je maag hoort knorren.

Slide 22 - Quiz

De motivatie voor voedingsgedrag wordt geremd door het resultaat van voedingsgedrag. Is dit een voorbeeld van negatieve terugkoppeling? En waarom?

Slide 23 - Open question

Welke afbeelding laat een supranormale prikkel zien?
A
B
C
D
geen idee

Slide 24 - Quiz

Het logo van WNF spreekt veel mensen aan. Waarom?

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide

En nu?
Lees voor donderdag Basisstof 5 vast even goed door! Echt doen!

Slide 27 - Slide