B3 - les 2 en 3 (T1 BS1+2)

BIOLOGIE
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

BIOLOGIE

Slide 1 - Slide

Uitleg Lesson-Up
Oranje = Interactieve opdracht 
Groen = Centrale uitleg, docent legt uit
Blauw = Zelfstandig lezen
Rood = Aan de slag met een taak
Zwart = Belangrijke mededeling


Slide 2 - Slide

Programma periode 1
Lesweek 1: Intro + T1BS12 
Lesweek 2: T1BS4 + 2 praktische opdrachten
Lesweek 3: T1BS68 + T3BS1
Lesweek 4: T3BS26 + 1 praktische opdracht
Lesweek 5: 4T7BS5 + 1 herhalingsles + 1 praktische opdracht
Lesweek 6: 2 lessen leervragen beantwoorden + 1 herhalingsles
Lesweek 7: 1 herhalingsles + 2 lessen met oefenexamens

Slide 3 - Slide

Vandaag:
Voorkennis ophalen

Uitleg + opdrachten maken uit het boek

Huiswerk voor komende week



Slide 4 - Slide

Weet jij nog wat een 'organisme' is?

Slide 5 - Open question

In klas 1 heb je levenskenmerken moeten leren. Weet jij er nog een paar? Schrijf ze op!

Slide 6 - Open question

Kun jij iets benoemen dat levenloos is?

Slide 7 - Open question

Organismen
  • Levenskenmerken
  • Stofwisseling 
  • Levend, dood en levenloos

Slide 8 - Slide

Organismen
Een organisme is een levend wezen.

Bacteriën, schimmels, planten en dieren zijn organismen. 

Mensen zijn dieren, dus wij zijn ook organismen.

Slide 9 - Slide

Levenskenmerken
Een organisme kunnen we herkennen aan de levenskenmerken.

Groei; hierbij kan ontwikkeling plaatsvinden.
Reageren op prikkels, bijvoorbeeld door beweging.
Voortplanting.
Stofwisseling; hierbij horen voeding, ademhaling en uitscheiding van afvalstoffen.

Slide 10 - Slide

Stofwisseling
Stofwisseling is het omzetten van stoffen in andere stoffen. 

Organismen voeden zich, de voedingsstoffen worden in het lichaam omgezet, hiervoor is zuurstof nodig. Organismen komen aan zuurstof door adem te halen. Tijdens de verbranding ontstaan er afvalstoffen. Deze afvalstoffen moeten het lichaam uit, dit noemen we uitscheiding.

Slide 11 - Slide

Levend, dood en levenloos
Levend = laat op dit moment levenskenmerken zien (een organisme).
Dood = laat geen levenskenmerken meer zien, vroeger deed het dit wel.
Levenloos = heeft nooit geleefd en gaat nooit leven.
Stenen, lucht, water en metaal. 


Levenloze dingen zijn wel belangrijk voor organismen. Zonder water en lucht kunnen wij niet leven!

Slide 12 - Slide

Zelfstandig aan de slag
Lees de tekst op bladzijde 10 t/m 15.
Maak de opdrachten die je tegenkomt.

Maak een begrippenlijst van de dikgedrukte woorden uit basisstof 1 in je schrift. Schrijf de betekenis van het begrip erbij!
timer
20:00

Slide 13 - Slide

De bouw van een organisme

Slide 14 - Slide

Organen van de mens

Slide 15 - Mind map

De bouw van een organisme
Organen (borstholte en buikholte)
Orgaanstelsels
Cellen
Weefsels
Tussencelstof
Organisatieniveaus

Slide 16 - Slide

Organen borst- en buikholte
Een orgaan is een deel van een organisme met één of meer functies. 

Het middenrif scheidt de borstholte af van de buikholte. 

In de borstholte liggen de longen en het hart. 
In de buikholte liggen de overige organen.

Slide 17 - Slide

Orgaanstelsels
Een groep organen die samenwerken, noemen we een orgaanstelsel

Slide 18 - Slide

Orgaanstelsels
1. Ademhalingsstelsel: Zorgt voor de opname van zuurstof in het lichaam.
2. Bloedvatenstelsel: Zorgt voor transport van stoffen en warmte in het lichaam.
3. Bottenstelsel: Geeft je lichaam vorm, zorgt voor stevigheid en bescherming en maakt beweging mogelijk. 
4. Hormoonstelsel: Regelt de hoeveelheid hormonen in je lichaam.
5. Spierstelsel: Maakt beweging mogelijk
6. Uitscheidingsstelsel: Zorgt voor uitscheiding van afvalstoffen uit je lichaam.
7. Verteringsstelsel: Zorgt voor de vertering van je voedsel.
8. Voortplantingsstelsel: Hiermee kun je je voortplanten.
9. Zenuwstelsel: Vervoert impulsen door je lichaam.
10. Zintuigenstelsel: Hiermee merk je verandering in je omgeving op. 

Slide 19 - Slide

Cellen en weefsels
Organen bestaan uit cellen. Cellen zijn heel erg klein. 

Cellen hebben verschillende vormen. 
Een groepje cellen met dezelfde vorm en dezelfde functie noemen we een weefsel

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Tussencelstof
De stof tussen de cellen in een weefsel noemen we tussencelstof.

Tussencelstof verschilt per soort:
Bij botten bestaat tussencelstof uit klak en is het hard.
Bij kraakbeen is tussencelstof elastisch en buigzaam.

Slide 22 - Slide

Organisatieniveaus

Slide 23 - Slide

Zelfstandig aan de slag
Lees de tekst op bladzijde 16 t/m 25.
Maak de opdrachten die je tegenkomt.                


Opdracht 9 MAG je doen, deze is best lastig!
timer
20:00

Slide 24 - Slide

Mededeling
Huiswerk volgende week

MEENEMEN WIT T-SHIRT
Lezen en maken bladzijde 10 t/m 25.
Bekijk de filmpjes uit de studiewijzer, dit helpt je voor het examen!

Slide 25 - Slide