1.8 grammatica woordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

1.8 grammatica woordsoorten

zelfstandig naamwoord

werkwoord

lidwoord

Stillezen

Leerdoelen

• Ik kan de lidwoorden aanwijzen in een zin.
• Ik kan de werkwoorden aanwijzen in een zin.
• Ik kan het zelfstandig naamwoord aanwijzen in een zin. 

Opdrachten 

Opdracht 1

Welke lidwoorden ken je?

Lidwoord (lw)

•   3 lidwoorden 
•   De, het, een 
•  Lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord
• Tussen het lidwoord en een zelfstandig naamwoord kan nog een bijvoeglijk naamwoord staan, bijvoorbeeld het blauwe tasje.

Lidwoorden

1. De (bepaald lidwoord) 
2. Het (bepaald lidwoord)
3. Een (onbepaald lidwoord)
   
   

• De vader en het kind zitten in een vliegtuig.

Noem 3 zelfstandige naamwoorden + het lidwoord

Zelfstandige naamwoorden (zn)

Zelfstandige naamwoorden zijn:

• mensen
• dieren
• planten
• dingen
• eigennamen (van mensen, bedrijven, steden, landen)
• begrippen

Eigenschappen zelfstandige naamwoorden (zn)

• Voor een zelfstandig naamwoord kun je een lidwoord zetten: de leerling, een inktvis, het idee.
• Een zelfstandig naamwoord kun je meestal in het meervoud zetten: leerlingen, kamers, zonnebloemen.
• Van een zelfstandig naamwoord kun je vaak een verkleinwoord maken: kamertje, ideetje.
• Tot de zelfstandig naamwoorden behoren ook de eigennamen: Maastricht, Madurodam, Mozes, Spanje, Emma.

Noem 3 bijvoeglijke naamwoorden

Bijvoeglijke naamwoorden (bn)

• Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over een mens, dier, plant, ding of naam. Over een zelfstandig naamwoord dus.

• De blauwe trui
• De aardige vrouw
• De houten trap

Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden

• Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak direct voor een zelfstandig naamwoord 
• De gelukkige jongen, warme zomers, een grappig kind 

• Het bijvoeglijk naamwoord kan ook op een andere plek staan. Het vertelt iets over het onderwerp in die zin.
• De bal is rond. De dames van het Nederlands voetbalelftal waren fantastisch. 

• Ook dit zijn bijvoeglijk naamwoorden.
• Vind jij haar ook Facebookverslaafd? Stapelverliefd kwam Leonoor thuis.

Werkwoorden (ww)

• Een werkwoord drukt een handeling, situatie of een gebeurtenis uit: bellen, struikelen, zijn, sneeuwen. 
• Het hele werkwoord heet ook wel infinitief. Het eindigt op -(e)n.
• Een werkwoord kun je aanpassen:

1. aan de persoon die iets doet - hij belt, de kinderen werken
2. aan de tijd - ik werkte, ik moest werken, het heeft gesneeuwd

Dit noem je vervoegen. 

Lidwoord EEN

1. Bepaald lidwoord
2. Onbepaald lidwoord

Lidwoord DE

1. bepaald lidwoord
2. onbepaald lidwoord

Lidwoord HET

1. bepaald lidwoord
2. onbepaald lidwoord

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?

1. Zelfstandig naamwoord
2. Lidwoord
3. Werkwoord
4. Bijvoeglijk naamwoord

Jan heeft een nieuwe auto gekocht.

1. auto is bijvoeglijk naamwoord
2. Jan is bijvoeglijk naamwoord
3. nieuwe is bijvoeglijk naamwoord

De

mooie

bloemen

lidwoord

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

Rijst

1. Lidwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord

Tekst

Zelfstandig naamwoord

Bijv. naamwoord

huisarts

wit

fiets

groot

duur

jong

nieuw

oma 

interessant

klaslokaal

aanwijzen in een zin.

Na deze les, 

wil ik...

de uitleg nog 1 keer horen

meer voorbeelden krijgen

meer oefeningen maken

zelf aan de slag met de opdrachten

Opdrachten 

Opdracht 4

Opdracht 5

Opdracht 8

Opdracht 10

Oefenen met Versterk jezelf