This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Thema 4 - eten - dag 4
Slide 1 - Slide
gezond
zich goed voelen
geen klachten hebben
gezond <> ongezond
zin:Mijn oma is tot het eind van haar leven gezond gebleven.
zin: Fruit eten is gezond.
22
Slide 2 - Slide
het glas
voorwerp van glas om uit te drinken
het glas - de glazen
zin: Ik drink water uit een glas.
zin: De glazen staan in de kast.
23
Slide 3 - Slide
gratis
voor iets dat gratis is hoef je niet te betalen
zin: In sommige landen is het onderwijs gratis.
zin: De tweede zak appels is gratis.
24
Slide 4 - Slide
de groente
Sla, tomaat, broccoli, prei zijn soorten groenten.
de groente - de groenten
zin: Groente is heel gezond.
zin: Elke dag 250 gram groente is goed.
25
Slide 5 - Slide
hard
heel erg stevig
heel erg vast
hard < > zacht
zin: De schil van de kokosnoot is hard.
zin: De vloer is hard.
26
Slide 6 - Slide
in
voorzetsel
in < > uit
zin: De noten zitten in de yoghurt.
zin: De leerlingen zitten in de klas.
27
Slide 7 - Slide
de jam
is gemaakt van fruit
is vaak zoet
zit in een glazen pot
je smeert de jam
zin: Ik doe jam op mijn brood.
zin:De jam plakt.
28
Slide 8 - Slide
Wat is gezond?
22
A
fruit en groente eten
B
sporten
C
slapen
D
ontspannen en chillen
Slide 9 - Quiz
Wat is goed?
23
A
het glas - de glazen
B
de glas - de glazen
C
het glas - de glassen
D
de glas - deglassen
Slide 10 - Quiz
timer
1:00
de groente
het fruit
Slide 11 - Drag question
Wat betekent
gratis?
24
A
Je betaalt geen geld.
B
Het kost niks.
C
Je mag het lenen.
D
Je betaalt een euro.
Slide 12 - Quiz
Wat is dit?
28
Slide 13 - Open question
De buitenkant van de kokosnoot is ............... Maar ............. de kokosnoot zit kokosmelk. Dat is heerlijk om te .......................................