Je gaat naar de stad om een cadeau voor je vriend(in) te kopen. Hij/zij wil graag een nieuwe trui (un pull)
Schrijf in 5 hele zinnen:
- wat je wilt kopen.
- welke maat je vriend(in) heeft.
- welke kleur(en) die trui heeft.
- wat je van die trui vindt (geef je mening).
- hoeveel die trui kost.