Paragraaf 6 gram.ws, zww hww

Welkom!

Vandaag:
Bespreken huiswerk
Start paragraaf 6 grammatica woordsoorten

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom!

Vandaag:
Bespreken huiswerk
Start paragraaf 6 grammatica woordsoorten

Slide 1 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden (bn)
  • Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over een mens, dier, plant, ding of naam. Over een zelfstandig naamwoord dus.

  • De blauwe trui
  • De aardige vrouw
  • De houten trap

Slide 2 - Slide

Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden 1
  • Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak direct voor een zelfstandig naamwoord 
  • De gelukkige jongen, warme zomers, een grappig kind 


  • Het bijvoeglijk naamwoord kan ook op een andere plek staan. Het vertelt iets over het onderwerp in die zin.
  • De bal is rond. De dames van het Nederlands voetbalelftal waren fantastisch

  • Ook dit zijn bijvoeglijk naamwoorden.
  • Vind jij haar ook Facebookverslaafd? Stapelverliefd kwam Leonoor thuis.

Slide 3 - Slide

Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden 2
  • Je kunt een bijvoeglijk naamwoord maken van een werkwoord. Praat mee over de afgevallen deelnemers, verdachte acties en lachende mensen.

  • Een bijvoeglijk naamwoord kent trappen van vergelijking: duur-duurder-duurst

  • Een bijvoeglijk naamwoord kan stoffelijk zijn. Het zegt dan waar het van is gemaakt. In het plastic tasje zit een gouden ring.

Slide 4 - Slide

Bespreken huiswerk
Opdracht 4 t/m 7 op blz 111.
We bespreken de opdrachten klassikaal. 

Slide 5 - Slide

Woordsoorten
Lidwoorden
Zelfstandige naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden
Werkwoorden

Slide 6 - Slide

Zelfstandige werkwoorden
Hulpwerkwoorden 

Slide 7 - Slide

Zelfstandig / hulpwerkwoord
Waar denken jullie dat dit over gaat?

Slide 8 - Slide

Werkwoord
Zelfstandig werkwoord
Hulpwerkwoord
Geeft aan wat er wordt gedaan in de zin.
Altijd maar één in de zin.
Belangrijkste werkwoord in de zin.
Ondersteunt het zelfstandig werkwoord. 
Geeft geen handeling aan. 

Slide 9 - Slide

Hulpwerkwoord of zelfstandigwerkwoord?

Maurits heeft zijn vriendinnetjes een dikke kus gegeven.
Zij heeft dit boek over Poolse steden vertaald.
De wiskundeleraar kan de moeilijkste problemen uitstekend uitleggen.

Slide 10 - Slide

Maak zelf een zin!
Bedenk met z'n tweeën drie zinnen met minimaal 2 werkwoorden. 
Benoem de werkwoorden: is het een hww of een zww? 

Slide 11 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 1, 2 en 3 op bladzijde 214 - 215.

Slide 12 - Slide