This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Nederlands
Taalkundig ontleden: psv, hww en zww
Slide 1 - Slide
Leerdoelen:
- Je kent de kenmerken van de volgende woordsoorten: lidwoord, werkwoord (hww en zww), zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel en persoonlijk voornaamwoord.
- Je kunt de volgende woordsoorten benoemen in een zin: lidwoord, werkwoord (hww en zww), zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel en persoonlijk voornaamwoord.
Slide 2 - Slide
Welk woord in de volgende zin is een persoonlijk voornaamwoord?: Pieter geeft haar in de pauze een boterham.
A
Pieter
B
geeft
C
haar
D
in
Slide 3 - Quiz
Welk woord in de volgende zin is een persoonlijk voornaamwoord?: Weten jullie of mijn tas nog in de bus ligt?
A
weten
B
jullie
C
mijn
D
in
Slide 4 - Quiz
Maak een zin met twee persoonlijke voornaamwoorden erin.
Slide 5 - Open question
Weet je het nog? Leg in je eigen woorden uit wat een hulpwerkwoord is:
Slide 6 - Open question
Weet je het nog? Leg in je eigen woorden uit wat een zelfstandig werkwoord is:
Slide 7 - Open question
Hulpwerkwoord:
- Afkorting: hww
- "Helpt" een ander werkwoord met het maken van een werkwoordstijd
Voorbeelden:
- Lisanne heeft me geholpen met dat klusje.
- Zij zijn samen huiswerk aan het maken.
Slide 8 - Slide
Wat is het hulpwerkwoord in de volgende zin?: De hond zat in de tuin van de buren te poepen.
A
hond
B
zat
C
te
D
poepen
Slide 9 - Quiz
Zelfstandig werkwoord:
- Afkorting: zww
- Het hoofdwerkwoord in de zin.
- Geeft de actie/gebeurtenis aan
Voorbeelden:
- Hij is altijd aan het dagdromen!
- De toeristen hebben het museum bezocht.
Slide 10 - Slide
Wat is het zelfstandig werkwoord in de volgende zin?: De jongens zouden het liefst weg willen rennen.
A
zouden
B
willen
C
jongens
D
weg ... rennen
Slide 11 - Quiz
Maak nu zelf een zin met een hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord:
Slide 12 - Open question
Aan de slag!
- Ga naar "Op Niveau"
- Kies "Opstromen"
- Ga naar "Grammatica woordsoorten"
- Maak opdrachten 1, 2 en 3.
timer
15:00
Slide 13 - Slide
Nakijken!
Slide 14 - Slide
Kun je nu alle geleerde woordsoorten in een zin benoemen? (lw, zn, bn, hww, zww, vz en psv)