les 16 poëzie-analyse les 4

5h poëzieanalyse les 4
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 42 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

5h poëzieanalyse les 4

Slide 1 - Slide

SE poëzieanalyse
In de toetsweek, weging 10, 45 minuten
Ik kan…
  • Rijmschema’s herkennen (eindrijm en beginrijm)
  • Beeldspraak herkennen (vergelijking, metafoor, personificatie, metonymia)
  • Stijlfiguren herkennen (hyperbool, antithese, repetitio, paradox, eufemisme, understatement, woordspeling)
  • Dichtvormen herkennen (limerick, haiku, sonnet, visuele poëzie, 160, naamdicht, pastiche)
  • Je leert het door te oefenen, literair talent is niet nodig!

terugblik
beginnetje

Slide 2 - Slide

Rijm
Soorten rijm
En rijmschema's bij eindrijm

De dapperstraat nabespreken

Oefenen met een nieuw gedicht

Slide 3 - Slide

Rijm blz. 3
  • eindrijm
  • alliteratie (beginrijm)
  • assonantie (klinkerrijm)
  • binnenrijm
  • middenrijm 
  1. De boot kwam op stoom 

  2. We staan voor de keuze waarheen te gaan.

  3. Als de maan naar binnen schijnt
    Terwijl we staan voor het venster

  4. Sint zat te denken
    Wat hij Hendrik zou schenken

Slide 4 - Slide

Rijm blz. 3
  • eindrijm
  • alliteratie (beginrijm)
  • assonantie (klinkerrijm)
  • binnenrijm
  • middenrijm 
  1. De boot kwam op stoom

  2. We staan voor de keuze waarheen te gaan.

  3. Als de maan naar binnen schijnt
    Terwijl we staan voor het venster

  4. Sint zat te denken
    Wat hij Hendrik zou schenken


Slide 5 - Slide

Rijm blz. 3
  • eindrijm
  • alliteratie (beginrijm)
  • assonantie (klinkerrijm)
  • binnenrijm
  • middenrijm 
  1. De boot kwam op stoom

  2. We staan voor de keuze waarheen te gaan.

  3. Als de maan naar binnen schijnt
    Terwijl we staan voor het venster

  4. Sint zat te denken
    Wat hij Hendrik zou schenken


Slide 6 - Slide

Rijm blz. 3
  • eindrijm
  • alliteratie (beginrijm)
  • assonantie (klinkerrijm)
  • binnenrijm
  • middenrijm 
  1. De boot kwam op stoom

  2. We staan voor de keuze waarheen te gaan.

  3. Als de maan naar binnen schijnt
    Terwijl we staan voor het venster

  4. Sint zat te denken
    Wat hij Hendrik zou schenken


Slide 7 - Slide

Rijm blz. 3
  • eindrijm
  • alliteratie (beginrijm)
  • assonantie (klinkerrijm)
  • binnenrijm
  • middenrijm 
  1. De boot kwam op stoom

  2. We staan voor de keuze waarheen te gaan.

  3. Als de maan naar binnen schijnt
    Terwijl we staan voor het venster

  4. Sint zat te denken
    Wat hij Hendrik zou schenken


Slide 8 - Slide

Rijm blz. 3
  • eindrijm
  • alliteratie (beginrijm)
  • assonantie (klinkerrijm)
  • binnenrijm
  • middenrijm 
  1. De boot kwam op stoom 
  2. De koe keek moe naar de zonsondergang.
  3. Als de maan naar binnen schijnt
    Terwijl we staan voor het venster
  4. Sint zat te denken
    Wat hij Hendrik zou schenken

Slide 9 - Slide

Eindrijm
 1. Slagrijm (aaa): alles is hetzelfde
 2. Gepaard rijm (aabb): de rijm komt in paartjes van twee
 3. Gekruist rijm (abab): om de regel rijmt het
 4. Omarmend rijm (abba): in het midden is het hetzelfde
 5. Gebroken rijm (abcb): één regelt ‘breekt’ het patroon
 6. Verspringend rijm (abc, abc): je verspringt per regel

Slide 10 - Slide

Welk soort eindrijm?
 1. Slagrijm (aaa)
 2. Gepaard rijm (aabb)
 3. Gekruist rijm (abab)
 4. Omarmend rijm (abba)
 5. Gebroken rijm (abcb)
 6. Verspringend rijm (abc, abc)

Slide 11 - Slide

Welk soort eindrijm?
 1. Slagrijm (aaa)
 2. Gepaard rijm (aabb)
 3. Gekruist rijm (abab)
 4. Omarmend rijm (abba)
 5. Gebroken rijm (abcb)
 6. Verspringend rijm (abc, abc)

Slide 12 - Slide

Welk soort eindrijm?
 1. Slagrijm (aaa)
 2. Gepaard rijm (aabb)
 3. Gekruist rijm (abab)
 4. Omarmend rijm (abba)
 5. Gebroken rijm (abcb)
 6. Verspringend rijm (abc, abc)

Slide 13 - Slide

Welk soort eindrijm?
 1. Slagrijm (aaa)
 2. Gepaard rijm (aabb)
 3. Gekruist rijm (abab)
 4. Omarmend rijm (abba)
 5. Gebroken rijm (abcb)
 6. Verspringend rijm (abc, abc)

Slide 14 - Slide

Huiswerk bespreken
Lees het gedicht 'De Dapperstraat'
op blz. 2
Maak hierbij de opdracht op blz. 6

Slide 15 - Slide

Nabespreking De Dapperstraat
  • 1. abba abba cde cde omarmend en verspringend
  • 2. veel – voor – veel – verwacht - verborgen (regel 9) en
  • Domweg – de Dapperstraat (regel 14)
  • 3. bijvoorbeeld: tevredenen – legen – ertegen - stedelijke – wegen - bewegen; nooit –zo – schoon – door
  • 4. vergelijking: de natuur wordt vergeleken met een stukje bos, ter grootte van een krant; of de natuur wordt vergeleken met een heuvel met wat villaatjes

Slide 16 - Slide

Nabespreking De Dapperstraat

  • 5. natuur = een stukje bos ter grootte van een krant
  • 6. Hij somt op waar zijn voorkeur naar uitgaat.
  • 7. Het lijkt net een schilderij als hij door het zolderraam naar de wolken kijkt. ‘Omrand’ lijkt dan op de lijst van een schilderij. Hij vindt de wolken op deze manier ook op zijn mooist.
  • 8. Als je verwachtingen niet zo hoog gespannen zijn, kan alles veel zijn. Je wordt dan niet zo snel teleurgesteld.

Slide 17 - Slide

Nabespreking De Dapperstraat
  • 9. Je kunt in van alles schoonheid zien. Wat jij mooi vindt, is heel persoonlijk. Bloem beschrijft in dit gedicht wat hij zo mooi vindt aan de stad en aan De Dapperstraat.
  • 10. Het is gangbaar om de natuur mooier te vinden, meer te waarderen dan de stad. Hier is dat juist andersom. (Bloem lijkt ook in de eerste regel van het gedicht te zeggen dat de natuur iets is voor mensen die snel tevreden zijn of niet al te slim zijn. Dit is overigens wel een interpretatie waar veel discussie over is.)

Slide 18 - Slide

Lees het gedicht 'De Dapperstraat'
J.C. Bloem 1887-1966
op blz. 2 van de bloemlezing
Maak hierbij de opdracht op blz. 6

1945



Slide 19 - Slide

Lees het gedicht 'De Dapperstraat'
op blz. ?
Maak hierbij de opdracht op blz. 6

1945



[Het gedicht is]'niets anders dan het uitspreken van een liefde voor de stad in het algemeen, in welke van haar aspecten ook, tegenover wat er tegenwoordig nog van het platteland is overgebleven.'
J.C. Bloem

Slide 20 - Slide

Vaste dichtvorm: sonnet

  • 13e eeuw, Italië
  • 14 regels
      2 kwatrijnen (strofe van 4)
                                                         =octaaf
      2 terzinen (strofe van 3)
                                                         = sextet
  • vast rijmschema (abba abba cdc dcd)
  • wending


(blz. 7 en 8)

Slide 21 - Slide

Sonnet
(blz. 7 en 8)

Slide 22 - Slide

Lezen: De idioot in bad
blz. 7 van het opdrachtenboekje

Slide 23 - Slide

Lezen: De idioot in bad

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Link

5h verder met het examen 2024

Slide 26 - Slide

Deze les
  • Zoek de drogreden
  • Opdrachten nakijken tekst 1 & tekst 2
    opgave 18-21
  • De idioot in bad - Vasalis

Slide 27 - Slide

Benoem de drogreden

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Maak de opdracht onder het gedicht 
  • Opdracht bespreken

Slide 33 - Slide

Maak de opdracht onder het gedicht 
  1. abab cdcd effe ghgh ijij klkl ilil
    bijna helemaal gekruisd, behalve de derde strofe.
     

Slide 34 - Slide

Maak de opdracht onder het gedicht 
  1. abab cdcd effe ghgh ijij klkl ilil
    bijna helemaal gekruisd, behalve de derde strofe.
    Vergelijk de vorm (rijmschema) met de inhoud . 

Slide 35 - Slide

Maak de opdracht onder het gedicht 
2. Assonatie: de lange a: haast dravend en vaak hakend

Slide 36 - Slide

Maak de opdracht onder het gedicht 
5.
regel 11: hij zuchtte als bij het lessen van zijn eerst dorst.
regel 14: zijn dunne ... bleke bloemen
regel 15, 16: zijn lange ... groen opdoemen
regel 17: hij is ... als ongeboren

Slide 37 - Slide

Maak de opdracht onder het gedicht 
6. De meeste staan in strofe 5

Hij weet nog niet, dat sommige vruchten nimmer rijpen
Hij heeft de wijsheid van het lichaam niet verloren
En hoeft de dingen van de geest niet te begrijpen

Slide 38 - Slide

Maak de opdracht onder het gedicht 
7. Twee antitheses:

Lichaam - geest
wijsheid - niet begrijpen

Slide 39 - Slide

Maak de opdracht onder het gedicht 
8. Strofe 5

Slide 40 - Slide

Maak de opdracht onder het gedicht 
9. Het slaat op de zeven dagen van de week. Hij mag één keer in de week in bad. "Elke week wordt hij opnieuw geboren."

Slide 41 - Slide

Maak de opdracht onder het gedicht 
10. 
- Verlangen naar de (veilige) moederschoot
- De hoop opnieuw geboren te worden (als gaaf, niet meer onvolmaakt mens)

Slide 42 - Slide