Les 3 (extra uitleg; differentiëren) Spelling 1A

Les 3, Spelling
Woensdag 10 februari 2021 - R_1A
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

Les 3, Spelling
Woensdag 10 februari 2021 - R_1A

Slide 1 - Slide

Klaar voor de les?!
1. Zet je camera aan!
2. Start alvast PLOT26 op.

Log nog niet in via LessonUp!

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Lesstart
- Uitleg
- Zelfstandig werken/extra oefenen samen met mij
- Afsluiting les

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
- Aan het eind van de les weten jullie wat een klinkerbotsing is.
- Aan het eind van de les weten jullie wanneer klinkers botsen.
- Aan het eind van de les kunnen jullie een klinkerbotsing oplossen.

Slide 4 - Slide

De volgende leerlingen mogen van les 9 Toets N1 Werkwoordspelling maken:
Liam, Deacon, Eva, Joshua, Diko, Daniël, Jesse, Regi, Tatum, Isa, Phaedra, Daan, Jasper & Jeremy.

De anderen doen mee met de extra uitleg en oefening van les 1 en les 2. Jullie loggen nu in via LessonUp:
Wouter, Justin, Jozeph, Tim, Ziad, Oumnia, Gijs, Ela & Tishon.

Slide 5 - Slide

Extra uitleg
We gaan de theorie herhalen over klinkerbotsing en verkleinwoorden, meervoud en afkortingen.
Daarna gaan we oefenen.

Slide 6 - Slide

Dubbelklanken
Sommige klinkers maken samen een nieuwe klank, die spreek je dus uit als 1:
o + u = ou
i + e = ie
u + i = ui
e + i = ei
e + u = eu
o + e = oe
i + j = ij
a + u = au

Slide 7 - Slide

Klinkerbotsing
Soms kunnen er twee klinkers naast elkaar staan die je als één klank kunt lezen, terwijl ze niet bij elkaar horen:

ruine, officiele, zeeegel & kanoen

Slide 8 - Slide

Klinkerbotsing oplossen
Klinkerbotsing kun je op drie manieren oplossen:
1. Als 2 klinkers in een woord botsing, gebruik je een trema om aan te geven dat je de losse klanken bedoelt in plaats van de dubbelklank:          ruine --> ruïne & officiele --> officiële.

2. Als er klinkerbotsing ontstaat wanneer je twee woorden aan elkaar plakt, gebruik je een streepje:          autoongeluk--> auto-ongeluk & havoexamen --> havo-examen.

3. Als er een klinkerbotsing ontstaat wanneer je een kort stukje voor of achter het woord zet, gebruik je een trema:          kanoen --> kanoën & geinformeerd --> geïnformeerd.

Slide 9 - Slide

Zeeegel of zee-egel?
A
Zeeegel
B
Zee-egel

Slide 10 - Quiz

Patiënt of patient?
A
Patiënt
B
Patient

Slide 11 - Quiz

Geappt of geäppt?
A
Geappt
B
Geäppt?

Slide 12 - Quiz

Geergerd of geërgerd?
A
Geergerd
B
Geërgerd

Slide 13 - Quiz

Verschil korte en lange klanken
Korte klanken spreek je uit als a, o, i, u, e.
Lange klanken spreek je uit als aa, oo, uu, ie, ee.
Dubbelklanken (oe, ei) zijn ook lange klanken.

De y (in baby) en (in diskjockey) spreek je allebei uit als ie, maar met spellen is er een verschil:
y --> korte klank
ey --> lange klank

Slide 14 - Slide

Verkleinwoorden & meervoud op s
1. Woorden die eindigen op een lange klank: verkleinvorm of s er aan vast schrijven.
Cadeau --> cadeautje & diskjockey --> diskjockeys

2. Woorden die eindigen op een lange klank die kort zijn geschreven: schrijf je bij de verkleinvorm een lange klank en bij meervoud gebruik je 's.      Opa --> opaatje & radio --> radio's

3. Woorden die eindigen op een korte klank: verkleinvorm of s er aan vast schrijven.
Parade --> paradetje & lade --> lades

4. Woorden die eindigen op een korte -y: gebruik bij verkleinwoorden en meervoud op s een apostrof.          Lolly --> lolly'tje & baby --> baby's

Slide 15 - Slide

Verkleining en meervoud van afkortingen
Bij afkortingen of rare tekens gebruik je altijd een apostrof:
dj --> dj'tje & dj's
wc --> wc'tje & wc's
€ --> €'tje & €'s

Slide 16 - Slide

cd's of cd-s?
A
cd's
B
cd-s

Slide 17 - Quiz

fotootje, fototje of foto'tje?
A
Fotootje
B
Fototje
C
foto'tje

Slide 18 - Quiz

paraplus, parapluus of paraplu's?
A
paraplus
B
parapluus
C
paraplu's

Slide 19 - Quiz

menutje, menuutje of menu'tje?
A
menutje
B
menuutje
C
menu'tje

Slide 20 - Quiz

babys of baby's?
A
baby
B
baby's

Slide 21 - Quiz

Zijn er vragen over deze stof?
Geen vragen? Dan mogen jullie ook gaan werken aan de eerste oefentoets van werkwoordspelling van les 9!

Slide 22 - Slide

Fijne vakantie!!

Slide 23 - Slide