Dalton leerjaar 3 MHV: lijdend voorwerp

Nederlands

Daltonuur leerjaar 3



1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands

Daltonuur leerjaar 3



Slide 1 - Slide


Deze les 

  • Vragen spelling/tekstbegrip/betoog
  • Extra uitleg zinsdelen (t/m lijdend voorwerp)

Grammatica - zinsdelen

Slide 2 - Slide


Zinsontleden stap voor stap

  1. persoonsvorm
  2. streepjes tussen de zinsdelen
  3. onderwerp
  4. gezegde
  5. lijdend voorwerp

Grammatica - zinsdelen

Slide 3 - Slide

Wat is een lijdend
voorwerp?

Slide 4 - Mind map


Lijdend voorwerp








Grammatica - zinsdelen
Max en Lenah kopen vier kratten Coca-Cola.

1. PV =
2. Strepen zetten
3. OW =
4. WG/NG = 

Slide 5 - Slide


Lijdend voorwerp
Grammatica - zinsdelen
Max en Lenah | kopen | vier kratten Coca-Cola.

1. PV = kopen
2. Strepen zetten
3. OW = Max en Lenah
4. WG/NG = WG = kopen
5. LV = ?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video


Lijdend voorwerp (LV)








Grammatica - zinsdelen
Het lijdend voorwerp (LV) is de persoon die iets overkomt of het onderwerp dat iets ondergaat.

Hoe vind je het LV?
Wat (of wie) + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?

Tip: een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel
Tip (vwo): een zin met een naamwoordelijk gezegde heeft nooit een LV

Slide 8 - Slide


Lijdend voorwerp








Grammatica - zinsdelen
Max en Lenah | kopen | vier kratten Coca-Cola.

1. PV = kopen
2. Strepen zetten
3. OW = Max en Lenah
4. WG/NG = WG = kopen
5. LV = vier kratten Coca-Cola

Wat (of wie) + WG + OW?
Wat kopen Max en Lenah?
-> vier kratten Coca-Cola.

LV = vier kratten Coca-Cola

Slide 9 - Slide


Lijdend voorwerp
Grammatica - zinsdelen
Mira heeft hem een prachtige iPhone 12  mini gegeven.

1. PV = 
2. Strepen zetten
3. OW = 
4. WG/NG = 
5. LV =

Slide 10 - Slide


Lijdend voorwerp
Grammatica - zinsdelen
Mira | heeft | hem | een prachtige iPhone 12  mini | gegeven.

1. PV = heeft
2. Strepen zetten
3. OW = Mira
4. WG/NG = WG = heeft gegeven
5. LV = een prachtige iPhone 12 mini

Slide 11 - Slide


Lijdend voorwerp
Grammatica - zinsdelen
De bewakers hebben het gebied rond het Capitool verkend.

1. PV = 
2. Strepen zetten
3. OW = 
4. WG/NG = 
5. LV =

Slide 12 - Slide


Lijdend voorwerp
Grammatica - zinsdelen
De bewakers hebben het gebied rond het Capitool verkend.

1. PV = hebben
2. Strepen zetten
3. OW = de bewakers
4. WG/NG = WG = hebben verkend
5. LV = het gebied rond het Capitool

Slide 13 - Slide


Opdracht








Grammatica - zinsdelen

- Pak pen en papier
- Noteer het lijdend voorwerp van deze zinnen 
- Als er geen lijdend voorwerp is, schrijf dan X

1. Sal maakte een salto op de bank.
2. Op onze school kijken de leerlingen weinig Netflix.
3. Hakan van 4H kan drie complete Happy Meals eten.
4. Die vrachtauto versperde gisteren de weg.
5. De slachtoffers van de brand ontvingen een noodpakket.
6. Babs zal in juni de eerste paal van het nieuwe schoolgebouw slaan.
timer
3:00

Slide 14 - Slide


Opdracht








Grammatica - zinsdelen

- Pak pen en papier
- Noteer het lijdend voorwerp van deze zinnen 
- Als er geen lijdend voorwerp is, schrijf dan X

1. Sal maakte een salto tijdens de training.
2. Op onze school kijken de leerlingen weinig Netflix.
3. Hakan van 4H kan drie complete Happy Meals eten.
4. Die vrachtauto versperde gisteren de weg.
5. De slachtoffers van de brand ontvingen een noodpakket.
6. Babs zal in juni de eerste paal van het nieuwe schoolgebouw slaan.

Slide 15 - Slide


Lijdend voorwerp
Grammatica - zinsdelen
John en Maddy zijn de beste schaatsers van de kernploeg.

1. PV = 
2. Strepen zetten
3. OW = 
4. WG/NG = 
5. LV =

Slide 16 - Slide


Lijdend voorwerp
Grammatica - zinsdelen
John en Maddy | zijn | de beste schaatsers van de kernploeg.

1. PV = zijn
2. Strepen zetten
3. OW = John en Maddy
4. WG/NG = NG = zijn [de beste schaatsers van de kernploeg]
5. LV = X

!! In een zin met NG staat nooit een LV. !!

Slide 17 - Slide

Grammatica - zinsdelen
QUIZ 

Slide 18 - Slide

Wat is het onderwerp?

De broertjes Gallagher staan bekend om hun vele ruzies.
A
De broertjes
B
De broertjes Gallagher
C
Gallagher

Slide 19 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

ABBA brak door tijdens het Songfestival van 1974.
A
brak
B
brak door
C
ABBA

Slide 20 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Freddie Mercury ontving na zijn dood nog een Brit Award.
A
na zijn dood
B
Brit Award
C
een Brit Award

Slide 21 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Jim Morrison, de zanger van The Doors, schreef ook gedichten.
A
gedichten
B
Jim Morrison
C
The Doors

Slide 22 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Weten jullie het verschil tussen britpop en grunge?
A
het verschil
B
jullie
C
Weten

Slide 23 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Hij heeft nooit geloofd in de dood van Tupac.
A
heeft
B
heeft geloofd
C
heeft nooit geloofd

Slide 24 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Kurt Cobain was in zijn jeugd altijd liedjes aan het schrijven.
A
was
B
was schrijven
C
was aan het schrijven

Slide 25 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Kurt Cobain was in zijn jeugd altijd liedjes aan het schrijven.
A
in zijn jeugd
B
liedjes
C
Kurt Cobain

Slide 26 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Bret Anderson is de frontman van de Britse band Suede.
A
de frontman
B
de frontman [van de Britse band Suede]
C
Suede
D
deze zin bevat geen LV

Slide 27 - Quiz

Wat is het naamwoordelijk gezegde?

Johnny Marr was de gitarist van The Smiths.
A
was
B
was [de gitarist]
C
was [de gitarist van The Smiths]
D
deze zin bevat geen NG

Slide 28 - Quiz