- Pak pen en papier
- Noteer het lijdend voorwerp van deze zinnen
- Als er geen lijdend voorwerp is, schrijf dan X
1. Sal maakte een salto tijdens de training.
2. Op onze school kijken de leerlingen weinig Netflix.
3. Hakan van 4H kan drie complete Happy Meals eten.
4. Die vrachtauto versperde gisteren de weg.
5. De slachtoffers van de brand ontvingen een noodpakket.
6. Babs zal in juni de eerste paal van het nieuwe schoolgebouw slaan.