examentraining: het vergelijken van teksten en functiewoorden

examentraining: vergelijken van teksten + functiewoorden
H5     19 april 2022
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

examentraining: vergelijken van teksten + functiewoorden
H5     19 april 2022

Slide 1 - Slide

Lesplanning
We lezen samen tekst 1 en tekst 2 uit 2019-1
Maken van wat vragen
Tussendoor steeds bespreken
Tips/ filmpjes

Slide 2 - Slide

Doelen vandaag:
Ik kan teksten vergelijken.
Ik kan goed antwoord geven op open vragen. 
Ik kan drogredenen herkennen. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Functiewoorden (blz. 28-30)
Er zijn ook andere woorden waaraan je verbanden in een tekst kunt herkennen, zoals: oplossing, verklaring, argument, voordeel, stelling. Deze functiewoorden geven de functie van een tekstdeel aan. Sommige ervan duiden, niet geheel toevallig, ook een tekststructuur aan. 

Slide 7 - Slide

verfijning van een mening
A
definitie
B
nuancering
C
constatering
D
conclusie

Slide 8 - Quiz


A
Anekdote
B
Aanleiding
C
Verklaring
D
Doel

Slide 9 - Quiz

Welk functiewoord is van toepassing op alinea 1?
A
constatering
B
aanleiding
C
definitie
D
nuancering

Slide 10 - Quiz

Welk functiewoord is van toepassing op alinea 1
A
constatering
B
aanleiding
C
probleemstelling
D
nuancering

Slide 11 - Quiz

En dan nu:
Pak 2019-1 'Nooit meer niksdoen' erbij en een potlood
daarna: maken: 1, 2,3, 5, 6, 8
We lezen deze tekst en de tekst 'Stappen in je woonkamer'
maken: 22, 23 en 24

Oefen, oefen, oefen!

Slide 12 - Slide

We lezen samen actief tekst 1
'Nooit meer niksdoen' 

p. 

Slide 13 - Slide

En dan nu:
daarna: maken: 1, 2,3, 5, 6, 8
We lezen deze tekst en de tekst 'Stappen in je woonkamer'
maken: 22, 23 en 24

Oefen, oefen, oefen!

Slide 14 - Slide

1. In regels 20-21 wordt gesproken over 'Het fenomeen'. Wat is het fenomeen?

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

vraag 5: 'Ik denk zelfs dat we jaloers zijn op onze eigen identiteit' (regels 135-137) Hoe komt het dat we jaloers zijn op onze eigen identiteit? Baseer je antwoord op alinea 4 en 5.

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

vraag 6: In tekst 1 wordt de vergelijking gemaakt met een kale kerstboom (regels 151-152). Geef aan waar een 'kale kerstboom' voor staat, volgens tekst 1.

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide

8. 'We hebben dus steeds nieuwe versieringen nodig.' (regels 166-168). Wat is volgens alinea 5 een positief gevolg en wat is een negatief gevolg van deze voortdurende behoefte aan versieringen? [2p]

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Slide

22. In tekst 2 gebruiken mensen sociale media met een ander doel dan in tekst 1. Wat is het doel van tekst 1 en wat is het doel van tekst 2?

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide

23. 'De mens is een kuddedier en dat heeft sociale implicaties', zegt Jaap van Ginneken, massapsycholoog en schrijver van het enthousiasmevirus in tekst 1 (regels 63-66). Past de thuisblijftrend uit tekst 2 wel of niet in de theorie van Jaap van Ginneken. Leg je antwoord uit.

Slide 27 - Open question

Slide 28 - Slide

23. In alinea 2 van tekst 2 wordt besproken dat mensen bepaalde foto’s via sociale media delen.
Welke deskundige uit tekst 1 verklaart het best waarom mensen de neiging zouden hebben tot het delen van foto’s?
A
A marketingbureau JWT in alinea 2
B
B Jaap van Ginneken in alinea 3
C
C Sherry Turkle in alinea 4
D
D Robin Brouwer in alinea 5

Slide 29 - Quiz

"Ik wil ook een scooter! Cilindra kreeg er ook een van háár ouders."

Welke drogreden is dit?
A
Onjuist beroep op autoriteit
B
Onjuist beroep op vergelijking
C
Onjuist beroep op oorzaak-gevolg
D
Onjuist beroep op voorbeeld

Slide 30 - Quiz

"Jullie moeten allemaal een boek per week lezen. Dat lijkt me toch volstrekt normaal?!"

Welke drogreden is dit?
A
Ontduiken van bewijslast
B
Vals dilemma
C
Vertekenen van standpunt
D
Persoonlijke aanval

Slide 31 - Quiz

"Amsterdam-Oost is de leukste buurt van de stad."

"Dus jij vindt dat ik in een slechte buurt woon?"

Welke drogreden is dit?
A
Ontduiken van bewijslast
B
Vals dilemma
C
Vertekenen van standpunt
D
Persoonlijke aanval

Slide 32 - Quiz

"Amsterdam: je houdt ervan, of je haat het er!"


Welke drogreden is dit?
A
Ontduiken van bewijslast
B
Vals dilemma
C
Vertekenen van standpunt
D
Persoonlijke aanval

Slide 33 - Quiz

"Ik vind dat de lockdown niet moet worden verlengd, punt."


Welke drogreden is dit?
A
Ontduiken van bewijslast
B
Vals dilemma
C
Vertekenen van standpunt
D
Persoonlijke aanval

Slide 34 - Quiz

"Die mondkapjes zijn echt klinkklare nonsens. Als je gewoon je research, net als ik, dan zou je dat ook vinden."


Welke drogreden is dit?
A
Ontduiken van bewijslast
B
Vals dilemma
C
Vertekenen van standpunt
D
Persoonlijke aanval

Slide 35 - Quiz

Op blz. 28 vind je een overzicht van de meest voorkomende verbanden met bijbehorende signaalwoorden.

Welk verband geven de volgende signaalwoorden aan?
Zoals, net (zo) ... als, evenals (meer/beter) ... dan.
A
Toelichtend
B
Doel-middel
C
Vergelijkend
D
Oorzakelijk (oorzaak-gevolg)

Slide 36 - Quiz

Op blz. 28 vind je een overzicht van de meest voorkomende verbanden met bijbehorende signaalwoorden.

Welk verband geven de volgende signaalwoorden aan?
Zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou, : (dubbele punt).
A
Toelichtend
B
Doel-middel
C
Vergelijkend
D
Oorzakelijk (oorzaak-gevolg)

Slide 37 - Quiz

Op blz. 28 vind je een overzicht van de meest voorkomende verbanden met bijbehorende signaalwoorden.

Welk verband geven de volgende signaalwoorden aan?
Doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is, het komt door, waardoor, zodat.
A
Toelichtend
B
Doel-middel
C
Vergelijkend
D
Oorzakelijk (oorzaak-gevolg)

Slide 38 - Quiz

oefen, oefen, oefen!

minstens 3 examens kritisch!

Slide 39 - Slide