10: 4 okt: lezen + uitleg Teksverband (H6)

Communiceren doe je samen 2
Welkom havo 4

Op tafel:
Map/schrift, pen, oefenboek, leesboek

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

Communiceren doe je samen 2
Welkom havo 4

Op tafel:
Map/schrift, pen, oefenboek, leesboek

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.

Slide 1 - Slide

Communiceren doe je samen 2
  • Lezen + bespreken
  • Nieuwe lesstof: tekstverbanden

Vandaag vrijdag 4 oktober:

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  1. R
  2. T1
  3. T2
  4. I


Slide 3 - Slide

Communiceren doe je samen 2
Tot pagina 24 (blauwe editie) of pagina 21 (witte editie) gekomen? 


Nodig: 
- Boek
- Map
- Pen

Slide 4 - Slide

Communiceren doe je samen 2
Tot pagina 24 (blauwe editie) of pagina 21 (witte editie) gekomen?

Zorg ervoor dat je op vrijdag steeds bij de juiste pagina bent. 
Vandaag bij 21 of 24. 
Vrijdag 11 oktober bij pagina 33 of 36. 

Slide 5 - Slide

Communiceren doe je samen 2
 


Schrijf de antwoorden op in je schrift.
  • 1. Beschrijf de hoofdpersoon. 
  • 2. Wat maakt de hoofdpersoon tot een verzamelaar? 
  • 3. Hoe kennen de twee jongens elkaar? 
  • 4. Beschrijf de bijfiguur. 
timer
5:00

Slide 6 - Slide

Communiceren doe je samen 2
1. Beschrijf de hoofdpersoon
  • Jimmy = hoofdpersoon
  • Tristan = belangrijke bijpersoon

  • Jimmy is een jongetje, basisschoolleeftijd. 
  • Slim, leergierig, nerd, geen vriendjes, totdat Tristan komt. 

Slide 7 - Slide

Communiceren doe je samen 2
2. Wat maakt de hoofdpersoon tot een verzamelaar?
  • Jimmy verzamelt van alles: geld of waardevolle spullen. Er zijn verschillende items die voor Jimmy waarde hebben: flippo's:

Slide 8 - Slide

Communiceren doe je samen 2
2. Wat maakt de hoofdpersoon tot een verzamelaar?
Jimmy verzamelt van alles: geld of waardevolle spullen. Er zijn verschillende items die voor Jimmy waarde hebben: 

Flippo's:
Kleine, plastic kaartjes die kinderen (en Jimmy) in de jaren '90 spaarden. 

Slide 9 - Slide

Communiceren doe je samen 2
3. Hoe kennen de twee jongens elkaar? 
  • Jimmy en Tristan kennen elkaar, doordat ze bij elkaar in de klas kwamen.

Slide 10 - Slide

Communiceren doe je samen 2
4. Beschrijf de bijfiguur. 
  • Tristan: jongen (basisschool), groot gezin, gevlucht uit Kosovo, woont nu in België, op school bij Jimmy, leert Nederlands. 

Slide 11 - Slide

Communiceren doe je samen 2
Vrijdag 11 oktober lezen tot pagina 36. 

Nu samen lezen. 

Slide 12 - Slide


H. 6 Alinea's en verbanden
Je oefent met het herkennen van alinea's en verbanden. 

Slide 13 - Slide

Alinea-indeling

Op basis van:
- inhoud (kernzinnen)
- lengte

Slide 14 - Slide


Signaalwoorden: geven verbanden aan tussen alinea's, zinnen en delen van zinnen. Zie schema blz. 65 >>>

Slide 15 - Slide

Schema handboek pagina 65

Slide 16 - Slide

Functiewoorden geven de functie aan van een deel van de tekst.

Aanleiding, voorbeeld, afweging, anekdote, argument, constatering, definitie, gevolg, nuancering, oplossing, verklaring. 


Slide 17 - Slide

Even oefenen
Pak pen en papier.
Schrijf a, b, c of d op.

Slide 18 - Slide

Ik wil wel komen, maar ik heb geen tijd.
A
conclusie
B
tegenstelling
C
vergelijking
D
omschrijving

Slide 19 - Quiz

Ik wil wel komen, maar ik heb geen tijd. 
signaalwoord = 
  • maar
verband = 
  • tegenstelling

Slide 20 - Slide

Ik ben wat later, want ik heb de tram gemist.
A
opsomming
B
tijd
C
reden, oorzaak, gevolg
D
voorwaarde

Slide 21 - Quiz

Ik ben wat later, want ik heb de tram gemist. 
signaalwoord = 
  • want
verband = 
  • reden/oorzaak/gevolg

Slide 22 - Slide

Om de finale te bereiken, moeten we nog twee wedstrijden winnen.
A
voorbeeld
B
verduidelijking
C
doel, middel
D
toegeving

Slide 23 - Quiz

Om de finale te bereiken, moeten we nog twee wedstrijden winnen. 
signaalwoord = 
  • om ... te
verband = 
  • doel/middel

Slide 24 - Slide

Als je goed oplet, haal je betere cijfers.
A
opsomming
B
tijd
C
reden, oorzaak, gevolg
D
voorwaarde

Slide 25 - Quiz

Als je goed oplet, haal je betere cijfers.
signaalwoord = 
  • als 
verband = 
  • voorwaarde

Slide 26 - Slide

Er zijn verschillende manieren om fit te blijven, zo kun je dagelijks een lange wandeling maken.
A
voorbeeld
B
verduidelijking
C
doel, middel
D
toegeving

Slide 27 - Quiz

Er zijn verschillende manieren om fit te blijven, zo kun je dagelijks een lange wandeling maken.  
signaalwoord = 
  • zo 
verband = 
  • voorbeeld

Slide 28 - Slide

Zelf aan de slag:
Oefenboek pagina 50-51
Opdracht 2 en 3

Slide 29 - Slide

Begrippen uit les 6
Tekstverband
Signaalwoorden

Slide 30 - Slide