This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Werkvoorbereiding 2
Slide 1 - Slide
Een voortgangsrapportage geeft inzicht of het werk op tijd afkomt. Welk begrip maakt hiervan géén deel uit?
A
Oorzaak van het probleem.
B
Stagnaties van de werkzaamheden.
C
Geconstateerde afwijking
D
Aanvang van het werk.
Slide 2 - Quiz
In de bouw spreekt men over het Bedrijfsbureau. Wie behoren tot het bedrijfsbureau?
A
Administrateur, calculator, werkvoorbereider.
B
Administrateur, uitvoerder, voorman
C
Calculator, werkvoorbereider, voorman.
D
Calculator, werkvoorbereider, uitvoerder
Slide 3 - Quiz
Er zit verschil in de tekeningen en de uitleg van de uitvoerder. Wat doe je?
A
Je gaat er van uit dat de tekeningen juist zijn. Contact opnemen met de uitvoerder is niet nodig.
B
Je gaat er van uit dat de tekeningen juist zijn. Je meldt het verschil tussen uitleg en tekeningen toch aan de uitvoerder.
C
Je gaat er van uit dat de uitleg juist is. Contact opnemen met de uitvoerder is niet nodig.
D
Je gaat er van uit dat het verschil een administratieve oorzaak heeft. Je gaat gewoon door met de werkzaamheden.
Slide 4 - Quiz
Je werkt als allround timmerman op een kleine bouwplaats, je vervangt op dat moment de uitvoerder. Waarvoor ben jij dan verantwoordelijk op het gebied van VGM-beleid?
A
Voor het plannen van een bouwvergadering.
B
Je hebt dan geen bijzondere verantwoordelijkheid voor het VGM-beleid.
C
Voor het organiseren van toolboxmeetings
D
Voor het houden van startwerkbijeenkomsten.
Slide 5 - Quiz
Jij hebt de leiding op een bouwplaats, waar op dat moment geen uitvoerder aanwezig is. In jouw ploeg werkt een zzp’er. Hij gebruikt geen PBM's. Wat doe je?
A
Jij bent als leidinggevende verantwoordelijk voor het gebruik van PBM's dus je spreekt hem erop aan.
B
Het gebruik van PBM's is zijn eigen verantwoordelijkheid, jij hoeft dus niets te doen.
C
Jij bent officieel niet verantwoordelijk voor het gebruik van PBM's door zzp’ers, maar vanwege de veiligheid spreek je hem er toch op aan.
D
De uitvoerder is verantwoordelijk voor het gebruik van PBM's dus je belt hem.
Slide 6 - Quiz
Wat moet je doen als een geleverd materiaal niet voldoet aan de eisen van de checklist?
A
Je geeft dit door aan de uitvoerder.
B
Je stuurt de levering terug.
C
Je neemt contact op met de leverancier en bestelt nieuw materiaal.
D
Je verwerkt het materiaal want anders komt de planning in gevaar.
Slide 7 - Quiz
Je moet veilig en gezond werken. Je wilt weten aan welke regels je je als werknemer moet houden. Waar kun je dat nakijken?
A
In het Bouwbesluit.
B
In de BRL
C
In de URL
D
In de Arbocatalogus
Slide 8 - Quiz
Welke organisatie is bevoegd om een bouwproject stil te leggen als de kans op ernstige ongevallen aanwezig is?
A
De arbodienst.
B
Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
C
Inspectie SZW.
D
Arbouw.
Slide 9 - Quiz
Je gebruikt hang- en sluitwerk met een specificatie die voldoet aan NEN-EN-179. Wat weet je daardoor over dit hang- en sluitwerk?
A
Dat ze voldoen aan specifieke Nederlandse eisen wat betreft de inbraakveiligheid.
B
Dat ze voldoen aan de Europese normen voor hang- en sluitwerk
C
Dat ze volgens de Nederlandse wet geschikt zijn voor hang- en sluitwerk.
D
Dat ze gefabriceerd zijn door een bedrijf met een kwaliteitsbeleid dat voldoet aan internationale normen.
Slide 10 - Quiz
Op de bouw dragen we PBM’s. Wat moet de allround timmerman doen?
A
Hij moet de PBM’s verstrekken.
B
Hij moet de PBM’s van de andere collega’s onderhouden.
C
Hij moet zorgen dat de PBM’s van iedereen tijdige vervangen worden.
D
Hij moet het goede voorbeeld geven.
Slide 11 - Quiz
Wat zijn de juiste betekenissen van de pictrogrammen?
A
1. Brandbevorderend, irriterend, giftig.
B
Brandgevaarlijk, irriterend, explosiegevaar.
C
Brandgevaarlijk, milieuschadelijk, lange termijngezondheidsschade.
D
Brandbevorderend, milieuschadelijk, lange termijn gezondheidsschade.
Slide 12 - Quiz
Jij bent de verantwoordelijke vakman. Jullie gaan met een nieuw bevestigingsmateriaal werken. Hoe geef je goed instructie aan je colllega's?
A
Je geeft een groepsinstructie. Als dat nodig is, geef je op het werk actieve instructie.
B
Je geeft je collega’s één voor één een actieve instructie op het werk
C
Je geeft je collega’s een individuele instructie, waarbij je uitlegt welke eigenschappen het materiaal heeft. Als dat nodig is, geef je actieve instructie op het werk.
D
Je geeft eerst een groepsinstructie en dan individuele instructie. Als dat nodig is, geef je op het werk actieve instructie.
Slide 13 - Quiz
Een Bouwhelm is gemaakt van Polycarbonaat. Wat is de maximale levensduur van deze helm?
A
10 jaar.
B
5 jaar
C
3 jaar
D
1 jaar.
Slide 14 - Quiz
Er worden veel machines en handgereedschappen gebruikt in de bouw. Hoe vaak moet er een periodieke keuring worden uitgevoerd bij machines en elektrische handgereedschappen?
A
1 maal per 3 jaar.
B
1 maal per 2 jaar.
C
2 maal per jaar.
D
1 maal per jaar.
Slide 15 - Quiz
Een werktuig heeft de IP-code ‘IP68’. Wat betekent dit?
A
De elektrische apparatuur in het werktuig is gekeurd in juni 2008.
B
De elektrische apparatuur in het werktuig voldoet aan de Europese normen.
C
De elektrische apparatuur in het werktuig is alleen geschikt voor gebruik in schone en droge ruimtes.
D
De elektrische apparatuur in het werktuig is stofvrij en waterdicht afgeschermd.
Slide 16 - Quiz
Bij je werk als vakman is kwaliteit belangrijk. De wijze waarop iets wordt gemaakt is mede bepalend voor de kwaliteit van het werk. Wie bepaalt voor de aannemer of de kwaliteit van het werk voldoet aan de eisen gesteld in het bestek?
A
De architect.
B
De opdrachtgever.
C
De uitvoerder.
D
De operationeel leidinggevende.
Slide 17 - Quiz
Doordat er twee timmermannen ziek zijn, loopt het project achter op de planning. Wanneer is overwerk een goede oplossing?
A
Als de twee zieke timmermannen inleenkrachten zijn.
B
Als je mensen graag wat extra willen verdienen.
C
Als de opleverdatum niet gehaald kan worden.
D
Als het een ingewikkeld project is.
Slide 18 - Quiz
Wanneer is er sprake van minderwerk?
A
Als de onderaannemer minder materiaal heeft verbruikt dan er geleverd is.
B
Als de opdrachtgever opdracht geeft voor het uitvoeren van extra werkzaamheden buiten de begroting om.
C
Als werkzaamheden uit de begroting, in overleg met de opdrachtgever, niet uitgevoerd worden
D
Als er voor het opleveren minder grond wordt aangevoerd op een bouwwerk dan oorspronkelijk begroot is.
Slide 19 - Quiz
Op een dag regent het vier uur achter elkaar, zodat niemand kan werken. Dit zijn onwerkbare uren. Waar noteert de uitvoerder de onwerkbare uren?
A
In het weekrapport.
B
In de uniforme administratieve voorwaarden.
C
n zijn telefoon.
D
In het kwaliteitsplan.
Slide 20 - Quiz
Er gebeurt een ongeval op de bouwplaats en een werknemer moet worden opgenomen in het ziekenhuis. Dit ongeval moet gemeld worden bij de Inspectie SZW. Door wie moet dit ongeval gemeld worden bij de Inspectie SZW?
A
De opzichter.
B
De opdrachtgever.
C
De werkgever.
D
De vakman.
Slide 21 - Quiz
Waarom is het belangrijk om alle leveringsbonnen te bewaren?
A
Omdat de bonnen nodig zijn voor de calculator om een begroting op te stellen.
B
Omdat je op de bon kunt zien hoe je het materiaal moet verwerken. Je weet dan zeker dat de kwaliteit van het werk voldoende is.
C
Omdat de bonnen nodig zijn om de kosten voor toekomstige projecten terug te dringen.
D
Omdat je bij problemen achteraf met de bonnen kunt laten zien hoeveel en welk materiaal er geleverd is.