This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Werkvoorbereiding 1
Slide 1 - Slide
Je gaat starten met een nieuw project. Waarom voer je één dag van tevoren nog een laatste controle uit op de bouwplaats?
A
Om te controleren of de planning wel klopt
B
Om te controleren of alles gereed en veilig is om de volgende dag meteen te beginnen.
C
Om te bekijken waar je je materieel en materiaal kunt opslaan.
D
Om te bepalen wie er morgen in welke ruimte aan het werk gaat.
Slide 2 - Quiz
Voordat je begint met de planning van een bouwproject, onderzoek je eerst wat er gebouwd moet worden. Hoe noemen we dit onderzoek?
A
Een vooronderzoek.
B
Een oriënterend onderzoek.
C
Een projectanalyse.
D
Een calculatie.
Slide 3 - Quiz
Wat is de belangrijkste reden dat de planning dagelijks wordt bijgehouden?
A
Omdat dit dan minder tijd kost.
B
Om de voortgang van de werkzaamheden te bewaken
C
Om de opdrachtgever van informatie te voorzien
D
Om het personeel sneller en beter te laten werken.
Slide 4 - Quiz
In de planning is het kritieke pad opgenomen. Hierin staan de activiteiten die in de planning bepalend zijn voor de opleverdatum van het project. Met wie moet je overleggen wanneer je ziet dat de datum van oplevering in gevaar komt?
A
De opdrachtgever.
B
De uitvoerder
C
De onderaannemer.
D
De architect
Slide 5 - Quiz
Plannen, doen, controleren en aansturen vormen samen de kwaliteitscirkel. Waarom is de kwaliteitscirkel een goed hulpmiddel om de kwaliteit te verbeteren?
A
Omdat de kwaliteitscirkel ervoor zorgt dat je de kwaliteit nog eens goed bekijkt als het werk af is
B
Omdat de kwaliteitscirkelcirkel ervoor zorgt dat je tijdens de planning aandacht geeft aan de kwaliteit, zodat je dat later niet meer hoeft te doen
C
Omdat de kwaliteitscirkel ervoor zorgt dat je tijdens het werk voortdurend met de kwaliteit bezig bent.
D
Omdat de kwaliteitscirkel ervoor zorgt dat je collega’s geen fouten maken.
Slide 6 - Quiz
Voor een goede nacalculatie is het van belang dat de gewerkte uren vastgelegd worden in een werkadministratie? Van wie worden de uren vastgelegd in de werkadministratie?
A
Van de opdrachtgever.
B
Van het personeel.
C
Van de architect
D
Van de leverancier.
Slide 7 - Quiz
Je wilt weten wanneer een bepaald onderdeel van het werk op kwaliteit gecontroleerd wordt. Waar kun je dat vinden?
A
In de operationele eisen in het programma van eisen.
B
In het deel van het kwaliteitsplan over de bewaking van de kwaliteit.
C
In de randvoorwaarden van het programma van eisen.
D
In het deel van het kwaliteitsplan met het programma van eisen.
Slide 8 - Quiz
Voor een project moet je in vijf woningen de binnendeuren afhangen en afmonteren. Per woning zijn dit acht deuren, waarbij je per deur 0,4 tot 0,5 uur bezig bent. Hoeveel mandagen heb je hiervoor nodig?
A
1 tot 2 dagen
B
2 tot 3 dagen.
C
3 tot 4 dagen.
D
minder dan een dag
Slide 9 - Quiz
Om de kwaliteit van het werk te bewaken, gebruik je een kwaliteitsplan. Wie bepaalt welke kwaliteit een product moet hebben?
A
De toezichthouder.
B
De uitvoerder.
C
De opdrachtgever.
D
De allround vakman.
Slide 10 - Quiz
Welke thema’s komen aan bod in een Toolboxmeeting?
A
De actuele veiligheidsthema’s en personeelsbeleid.
B
De personeelsbezetting en algemene veiligheidsthema’s.
C
De actuele veiligheidsthema’s of algemene veiligheidsthema’s.
D
De planning en personeelsbezetting.
Slide 11 - Quiz
Welke uitspraak over een kick-off-instructie is waar?
A
Tijdens de kick-off-instructie vertel je wanneer het werk af moet zijn.
B
In een kick-off-instructie komen dezelfde onderwerpen aan de orde als in een toolboxmeeting
C
Op een project houdt de hoofduitvoerder de kick-off-instructie.
D
Het is belangrijk dat iedereen de presentielijst tekent bij de kick-off-instructie.
Slide 12 - Quiz
De klant heeft gekozen voor een kunstof plafond. Hierdoor voldoe je niet aan de brandvoorschriften. het lijkt jou beter een extra laag gips aan te brengen. Wat doe je?
A
De klant is koning: je brengt volgens afspraak de kunststof schroten aan.
B
Je geeft bij de klant aan waarom het resultaat niet veilig zal zijn. Je adviseert een extra laag gipsplaten en geeft aan dat dit extra kosten met zich mee brengt.
C
Je geeft bij de klant aan dat het resultaat niet veilig genoeg wordt. De klant moet met een ander voorstel komen.
D
Jij bent de expert: je brengt de gipsplaten aan.
Slide 13 - Quiz
In de bouw komen faalkosten regelmatig voor. Welke uitspraak over faalkosten is waar?
A
Op faalkosten die veroorzaakt worden in de calculatie heb je geen invloed.
.
B
Op faalkosten die veroorzaakt worden door hevige regen heb je geen invloed.
C
Een allround vakman kan niets doen om faalkosten te voorkomen.
D
Faalkosten maken gemiddeld zo’n 20% uit van de totale kosten
Slide 14 - Quiz
Je werkt als onderaannemer. De uitvoerder vraagt je om een muurtje te metselen. Je weet dat dit niet in de opdracht staat, het is eigenlijk een taak voor de metselaar. Wat doe je?
A
De uitvoerder is verantwoordelijk, dus je metselt het muurtje.
.
B
Dit is meerwerk. Je beslist zelf en geeft mondeling aan dat je akkoord gaat.
C
Dit werk staat niet in de opdracht, dus dat voer je niet uit.
D
Dit is meerwerk. Je overlegt met je leidinggevende.
Slide 15 - Quiz
Wanneer is er GEEN sprake van meerwerk?
A
De opdrachtgever wil een hogere isolatiewaarde.
B
De klant wil een extra dakraam
C
De toekomstige bewoner wil een extra kozijn geplaatst hebben.
D
Dat de kosten tijdens het werk stijgen door onwerkbare dagen.
Slide 16 - Quiz
In de bouw kom je verschillende keurmerken tegen. Wat betekent het keurmerk ISO 9001?
A
Dit geeft aan dat het bedrijf werkt volgens CE-keurmerk.
B
Dit zegt iets over het keurmerk van het product.
C
Dit is een internationale norm voor een organisatie.
D
Dit zegt iets over de voortgang van het werk.
Slide 17 - Quiz
Voordat je met een project start, wil je weten wat je tegen kunt komen. In welk formulier staat hoe de situatie ter plaatse is?
A
Voortgangsformulier.
B
Opnameformulier
C
Deelformulier.
D
Inspectieformulier
Slide 18 - Quiz
Waarom is het belangrijk dat je als voorman regelmatig het werk van je collega’s controleert?
A
Op die manier krijg je een goede band met je collega’s en werk je prettiger.
B
Je kunt dan de uitvoerder vertellen wie zijn werk niet goed uitvoert.
C
Als voorman moet je laten zien wie het voor het zeggen heeft op de bouw
D
Dan kun je tijdens het werk bijsturen waardoor de kwaliteit van het werk verbetert
Slide 19 - Quiz
Je moet de productielijst voor de spouwisolatie invullen. Wat noteer je?
A
Het aantal pakken of het aantal vierkante meters.
B
Het aantal strekkende meters of het aantal pakken.
C
Het aantal vierkante meters of het aantal strekkende meters.