Vertaal (nu maken, volgende les nakijken)
Gebruik Seite 88 und 90!
1: Hij ontmoet de kapster niet nu maar later.
2: Ik ben tevreden met mijn bijbaan.
3: Zij neemt de stagen in het buitenland.
4: De politieagent werkt buiten.
5: Zie jij nu de verkoopster?
6: Wij zullen de zaak houden.
7: Hij vergeet makkelijk te leren.