Intro +Oriëntatie H1

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Examen geschiedenis VMBO

Planning

• Kennismaking
• Uitleg geschiedenis leerjaar 4
• PTA
• Regels/Inzet
• Nieuwkomers HAVO: inhaalstof

Volgende les

Onderwerpen dit schooljaar:

• 1- Staatsinrichting (Nederland van 1848-1914)
• 2- Eerste Wereldoorlog
• 3- Interbellum
• 4- Tweede Wereldoorlog
• 5- Wereld na 1945
• 2 periodes : 4 lesuren - 2 proefwerkweken
• CSE: dinsdag 14 mei 2024: 09:00- 11:00

4 GT GESCHIEDENIS

PTA: alle cijfers vanaf nu tellen mee voor je schoolexamen

cijfers klas  4 + praktische opdrachten leer jaar 3 = 0.5  (schoolexamen)

cijfer centraal examen = 0.5

Praktische opdracht

• Historische gebeurtenis / persoon
• Staatsinrichting
• Werkstuk
• Afgerond in periode 1
• Nieuwe leerlingen Havo: + factsheet!

Toetsing

SCHOOLEXAMEN

H1 Democratisering van Nederland - weging 4 - 17.4% : woensdag 25 oktober

PWW H1 + H2 Democratisering van Nederland + Eerste Wereldoorlog - weging 5 - 21.7%

Praktische opdrachten - weging 1 - 4.3% (nog één opdracht in leerjaar 4) 

Domeinentoets leerjaar 3 (3,4,5) - weging 1 - 8.7%

H3 + H4  Interbellum + Tweede Wereldoorlog - weging 4  - 17.4%

H5 De wereld na 1945 - weging 2 - 8.7 %

PWW: H3 + H4 + H5 - weging 5 - 21.7% 

   

niet gemaakt, ingeleverd: examencommissie!

Examen Geschiedenis

Het nieuwe examen VMBO

(vanaf CSE 2018)

HELE BOEK LEERJAAR 4

Meer info "It's learning" : Algemene info: syllabus

Wat is staatsinrichting?

• Staatsinrichting is de wijze waarop de staat, zijn regering en zijn bestuur zijn ingericht. 

• Bij geschiedenis leer je vooral hoe dit in Nederland is ontstaan;
  
• Bij maatschappijleer leer je vooral hoe dit in Nederland werkt
  

Lesdoel

Hoe kreeg in Nederland de koning minder macht en het volk meer macht?

1848 - Grondwet van Thorbecke

Grondwet van Thorbecke (1848)

1848

1919

Aan de slag .....

• Lees de oriëntatie op bladzijde 6/7 in je lesboek
• Maak de vragen van de oriëntatie bladzijde 4/5 in je werkboek

1a/b

• 1 Bekijk in je handboek de foto in de oriëntatie.
  
• a Beschrijf waar op de foto de Kamerleden zitten.
  
• Ze zitten in de halve cirkel in het midden van de foto.
• b Wie zijn de mensen op de tribunes?
  
• Publiek / burgers / journalisten.

1c/d

• Maak de zin kloppend.
  

Aan het begin van de 20e eeuw zaten in de Tweede Kamer alleen maar mannen 

•  Tegenwoordig zitten er
• ook vrouwen in.
• d Vul het juiste getal in.
  
• In de Tweede Kamer zitten 150 Kamerleden.

2a

• Bekijk in je handboek de grafiek in de oriëntatie.
  
• a In welke periode was de stijging van het aantal
  

kiezers het grootst, als je rekening houdt met het

aantal inwoners?

• B In de periode 1900-1925.

2b

• b Vul het juiste getal in.
  
• In 2012 mocht 76 % van de Nederlandse
  

bevolking stemmen.

3

• Nederland is een democratisch land. Welke twee
  

zinnen passen het beste bij een democratie?

• □ Iedereen mag een eigen partij oprichten.
• □ Mannen en vrouwen mogen stemmen.

4

•  Vul het juiste getal in.
  
• In Nederland mag je stemmen, als je minstens
  

18 jaar bent

5

•  Nederland is een rechtsstaat. Welke twee zinnen
  

zullen bij een rechtsstaat horen?

• □ Burgers mogen niet zomaar door de politie
  
• worden opgepakt.
  
• □ Burgers worden beschermd tegen onjuist
  
• optreden van andere burgers.

6

• Onderstreep de juiste woorden.
  
• Kamerleden maken wetten. 
• Ministers voeren de wetten uit. 
• Kamerleden controleren de regering.

7

•  In de 17e en 18e eeuw was Nederland nog geen
  

monarchie. Wat was het wel?

• Een republiek.

8a

•  Tussen 1848 en 1919 werd Nederland een
  

democratisch land.

a Onderstreep de juiste woorden.

• Nederland werd een democratie na de
  

Franse Revolutie. 

• Na afloop van deze revolutie veroverde Napoleon grote delen van Europa.

8b

•  Welke belangrijke gebeurtenis vond plaats
  

tussen 1848 en 1919?

• A De Eerste Wereldoorlog.
  

9a

• Bekijk WB bron 1.
  
• a Wat zie je op de afbeelding?
  
• Een vergadering in het parlement, waarin iedereen door elkaar schreeuwt.

9b

•  De maker van deze afbeelding wilde duidelijk maken dat het beter is als niet iedereen in het parlement mag zitten. Hoe maakte hij dat duidelijk?
• Hij laat een chaos zien. Als iedereen in het parlement mag zitten, wordt het volgens hem dus een grote

chaos.

10a

• a In de 19e eeuw veranderde de Nederlandse samenleving sterk door een revolutie in de economie. Hoe noem je die revolutie?
• De industriële revolutie.

10b

• b Onderstreep de juiste woorden.
  
• Economische veranderingen in de 19e eeuw zorgden voor slechtere arbeidsomstandigheden . Vooral arbeiders hadden
  

hier last van. Om op te komen voor hun belangen richtten ze  vakbonden op.

11

• De bevolking van Nederland was in de 19e eeuw
  

en een groot deel van de 20e eeuw in vier groepen verdeeld. 

Noem de vier groepen.

• Katholieken, protestanten, socialisten en liberalen.

12

• Feministes zijn vrouwen die strijden voor gelijke
  

rechten en kansen voor vrouwen. 

Vóór 1919 streden feministes vooral voor één belangrijk

recht. Welk recht was dat?

• C Het recht om te stemmen.

Mindmap maken

Maak de opdracht in It's Learning. Looptijd is twee weken! (over twee weken af hebben) 

MAAK EEN FOTO VAN JE MINDMAP EN PLAATS DEZE IN IT’S LEARNING.

MEMO digitaal 

Klascode: gt4gs1: 

697083

MEMO digitaal 

Klascode: gt4gs2: 

056761