Intro +Oriëntatie H1

HISTORY
1 / 33
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

HISTORY

Slide 1 - Slide

Planning
  • Uitleg geschiedenis leerjaar 4
  • PTA
  • Regels/Inzet

Slide 2 - Slide

Volgende les

Slide 3 - Slide

Onderwerpen dit schooljaar:
  • 1- Staatsinrichting (Nederland van 1848-1914)
  • 2- Eerste Wereldoorlog
  • 3- Interbellum
  • 4- Tweede Wereldoorlog
  • 5- Wereld na 1945
  • 2 periodes : 4 lesuren - 2 proefwerkweken
  • CSE: vrijdag 13 mei 2022 09:00- 11:00

Slide 4 - Slide

4 GT GESCHIEDENIS
PTA: alle cijfers vanaf nu tellen mee voor je schoolexamen
cijfers klas  4 + praktische opdrachten leer jaar 3 = 0.5  (schoolexamen)
cijfer centraal examen = 0.5

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Toetsing
SCHOOLEXAMEN
H1 Democratisering van Nederland - weging 4 - 17.4%
PWW H1 + H2 Democratisering van Nederland + Eerste Wereldoorlog - weging 5 - 21.4%
Domeinentoets leerjaar 3 (3,4,5) - weging 1 - 8.4%
H3 + H4  Interbellum + Tweede Wereldoorlog - weging 4  - 17.4%
H5 De wereld na 1945 - weging 2 - 8.7 %
PWW: H3 + H4 + H5 - weging 5 - 21.7
Praktische opdrachten - weging 1 - 4.3% (nog één opdracht in leerjaar 4)    
niet gemaakt, ingeleverd: examencommissie!

Slide 7 - Slide

MEMO digitaal 
Op een later moment via it's learning

Slide 8 - Slide

Examen Geschiedenis
Het nieuwe examen VMBO
(vanaf CSE 2018)
HELE BOEK LEERJAAR 4
Meer info "It's learning" : Algemene info: syllabus

Slide 9 - Slide


Wat is staatsinrichting?


  • Staatsinrichting is de wijze waarop de staat, zijn regering en zijn bestuur zijn ingericht

  • Bij geschiedenis leer je vooral hoe dit in Nederland is ontstaan;
  • Bij maatschappijleer leer je vooral hoe dit in Nederland werkt

Slide 10 - Slide

Lesdoel
Hoe kreeg in Nederland de koning minder macht en het volk meer macht?

Slide 11 - Slide

1848 - Grondwet van Thorbecke



Grondwet van Thorbecke (1848)

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

1848
1919

Slide 14 - Slide

Aan de slag .....
  • Lees de oriëntatie op bladzijde 6/7 in je lesboek
  • Maak de vragen van de oriëntatie bladzijde 7 in je werkboek
timer
15:00

Slide 15 - Slide

1a/b
  • 1 Bekijk in je handboek de foto in de oriëntatie.
  • a Beschrijf waar op de foto de Kamerleden zitten.
  • Ze zitten in de halve cirkel in het midden van de foto.
  • b Wie zijn de mensen op de tribunes?
  • Publiek / burgers / journalisten.

Slide 16 - Slide

1c/d
  • Maak de zin kloppend.
Aan het begin van de 20e eeuw zaten in de Tweede Kamer alleen maar mannen 
  •  Tegenwoordig zitten er
  • ook vrouwen in.
  • d Vul het juiste getal in.
  • In de Tweede Kamer zitten 150 Kamerleden.

Slide 17 - Slide

2a
  • Bekijk in je handboek de grafiek in de oriëntatie.
  • a In welke periode was de stijging van het aantal
kiezers het grootst, als je rekening houdt met het
aantal inwoners?
  • B In de periode 1900-1925.

Slide 18 - Slide

2b
  • b Vul het juiste getal in.
  • In 2012 mocht 76 % van de Nederlandse
bevolking stemmen.

Slide 19 - Slide

3
  • Nederland is een democratisch land. Welke twee
zinnen passen het beste bij een democratie?
  • □ Iedereen mag een eigen partij oprichten.
  • □ Mannen en vrouwen mogen stemmen.

Slide 20 - Slide

4
  •  Vul het juiste getal in.
  • In Nederland mag je stemmen, als je minstens
18 jaar bent

Slide 21 - Slide

5
  •  Nederland is een rechtsstaat. Welke twee zinnen
zullen bij een rechtsstaat horen?

  • □ Burgers mogen niet zomaar door de politie
  • worden opgepakt.
  • □ Burgers worden beschermd tegen onjuist
  • optreden van andere burgers.

Slide 22 - Slide

6
  • Onderstreep de juiste woorden.
  • Kamerleden maken wetten. 
  • Ministers voeren de wetten uit. 
  • Kamerleden controleren de regering.

Slide 23 - Slide

7
  •  In de 17e en 18e eeuw was Nederland nog geen
monarchie. Wat was het wel?
  • Een republiek.

Slide 24 - Slide

8a
  •  Tussen 1848 en 1919 werd Nederland een
democratisch land.
a Onderstreep de juiste woorden.
  • Nederland werd een democratie na de
Franse Revolutie. 
  • Na afloop van deze revolutie veroverde Napoleon grote delen van Europa.

Slide 25 - Slide

8b
  •  Welke belangrijke gebeurtenis vond plaats
tussen 1848 en 1919?
  • A De Eerste Wereldoorlog.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

9a
  • Bekijk WB bron 1.
  • a Wat zie je op de afbeelding?
  • Een vergadering in het parlement, waarin iedereen door elkaar schreeuwt.

Slide 28 - Slide

9b
  •  De maker van deze afbeelding wilde duidelijk maken dat het beter is als niet iedereen in het parlement mag zitten. Hoe maakte hij dat duidelijk?
  • Hij laat een chaos zien. Als iedereen in het parlement mag zitten, wordt het volgens hem dus een grote
chaos.

Slide 29 - Slide

10a
  • a In de 19e eeuw veranderde de Nederlandse samenleving sterk door een revolutie in de economie. Hoe noem je die revolutie?
  • De industriële revolutie.

Slide 30 - Slide

10b
  • b Onderstreep de juiste woorden.
  • Economische veranderingen in de 19e eeuw zorgden voor slechtere arbeidsomstandigheden . Vooral arbeiders hadden
hier last van. Om op te komen voor hun belangen richtten ze  vakbonden op.

Slide 31 - Slide

11
  • De bevolking van Nederland was in de 19e eeuw
en een groot deel van de 20e eeuw in vier groepen verdeeld. 
Noem de vier groepen.
  • Katholieken, protestanten, socialisten en liberalen.

Slide 32 - Slide

12
  • Feministes zijn vrouwen die strijden voor gelijke
rechten en kansen voor vrouwen. 
Vóór 1919 streden feministes vooral voor één belangrijk
recht. Welk recht was dat?

  • C Het recht om te stemmen.

Slide 33 - Slide