rekenen groep 5 week 2 les 7 en een stukje 8

Geldrekenen
Vandaag gaan we leren wat de komma in geldbedragen betekent en hoe we hier mee moeten rekenen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
RekenenBasisschoolGroep 5

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Geldrekenen
Vandaag gaan we leren wat de komma in geldbedragen betekent en hoe we hier mee moeten rekenen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Hoe schrijf je geldbedragen?
Je gebruikt een komma om de euro's en de centen aan te geven
€ 5,12
het getal voor de komma zijn de ?
het eerste getal na de komma zijn de ?
het tweede getal na de komma zijn de ?
Schrijf de antwoorden op je wismapje

Slide 3 - Slide

schrijf de getallen met de komma en het euroteken (ctrl+alt+5)
355 cent, 212 cent, 302 cent

Slide 4 - Open question

schrijf de getallen met de komma en het euroteken (ctrl+alt+5)
102 cent, 1001 cent, 360 cent

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

welke briefjes en/of munten heb je nodig voor
€ 27,50 gebruik zo weinig mogelijk briefjes en muntjes
A
brief van 20, briefje van 5, 50 cent
B
briefje van 10, briefje van 10, 7 euro's, 50 cent
C
briefje van 20, briefje van 5, 2 euro, 50 cent

Slide 8 - Quiz

Hoe reken je uit wat je terugkrijgt
Je hebt een ijsje gekocht van € 2,40, je betaalt met € 3,00. Hoeveel krijg je terug?

€ 3,00 is hetzelfde als 300 cent, € 2,40 is hetzelfde als 240 cent
dus
300 - 240= 100 - 40= 60 cent 
60 cent is € 0,60

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Hoe reken je uit met wat je hebt betaald
Je hebt een ijsje gekocht van € 2,40 en je hebt € 0,60 terug gekregen. Met wat heb je betaald?

€ 2,40 is 240 cent en € 0,60 is 60 cent
240 + 60 = 300
300 cent is € 3,00

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Wat krijg je terug?
Je koopt een ijsje van € 1,60 en je betaald met € 2,00

Slide 13 - Open question

Met wat heb je betaald?
Je koopt een pen voor € 2,70 en je krijgt € 0,30 terug?

Slide 14 - Open question

Jullie kunnen nu gaan maken, vergeet de redactiesommen niet
les 7
som: 5, 6, 7, 8, 9 en 10

Slide 15 - Slide