Les 25: werkwoordstijden

Woordsoorten 
Wederkerende en wederkerige vnw/ ww tijden
A2
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Woordsoorten 
Wederkerende en wederkerige vnw/ ww tijden
A2

Slide 1 - Slide


A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 2 - Quiz


A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 3 - Quiz


A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 4 - Quiz

Welk wederkerig voornaamwoord ken je?

Slide 5 - Open question


A
ja
B
een beetje
C
alleen met hulp
D
ik snap er niks van

Slide 6 - Quiz

Speelt onderstaande zin in het verleden, in het heden of in de toekomst?

a Gaat Bertus de boerderij van zijn vader overnemen?


A
heden
B
verleden
C
toekomst

Slide 7 - Quiz

Speelt deze zin in het verleden, in het heden of in de toekomst?

b De eigenaar van de cafetaria drinkt een kopje lekkere cappuccino.

A
heden
B
verleden
C
toekomst

Slide 8 - Quiz

Speelt deze zin in het verleden, in het heden of in de toekomst?

c Ben je naar Madurodam geweest?

A
heden
B
verleden
C
toekomst

Slide 9 - Quiz

Speelt deze zin in het verleden, in het heden of in de toekomst?

d Schilderde Piet Mondriaan op doeken of op houten panelen?

A
heden
B
verleden
C
toekomst

Slide 10 - Quiz

Speelt deze zin in het verleden, in het heden of in de toekomst?

e Nienke zal haar opleiding in Rotterdam vervolgen.

A
heden
B
verleden
C
toekomst

Slide 11 - Quiz

Speelt deze zin in het verleden, in het heden of in de toekomst?

f Melissa hoopt stewardess te worden.

A
heden
B
verleden
C
toekomst

Slide 12 - Quiz

Welke woordsoort geeft dus de tijd van de zin aan?
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijwoord
D
voorzetsel

Slide 13 - Quiz