Lijst voltooid deelwoorden (participe passé)
parlé, fini, vendu (regelmatig)été (être = zijn), eu (avoir = hebben), fait (faire = doen, maken), vu (voir = zien), pris (prendre = nemen), compris (comprendre = begrijpen), suivi (suivre = volgen), tenu (tenir = houden), venu (venir = komen), voulu (vouloir = willen), pu (pouvoir = kunnen), paru (paraître = verschijnen) , dû (devoir = moeten), cru (croire = geloven), lu (lire = lezen), dit (dire = zeggen).