vwo 3 chapitre 5 D

vwo 3 chapitre 5 D
1 / 36
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

vwo 3 chapitre 5 D

Slide 1 - Slide

H5 
H5 Une faim de loup!

Slide 2 - Slide

Programme
  • les expressions idiomatiques
  • Parler C: aller au restaurant: la semaine prochaine, avec les Français!
  • Grammaire D (ex 15, 16, 17, 18)

Slide 3 - Slide

Ça signifie quoi , cette expression?

Expressions idiomatiques
Bij elke uitdrukking schrijf je wat je denkt dat de betekenis is.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Chapitre 5:

Paragraphe D:
Het delend lidwoord (p. 22)



Slide 12 - Slide

Wil je de grammatica zelfstandig of samen doornemen?
Samen
Zelfstandig

Slide 13 - Poll

Je mange le pain.
vs.
Je mange du pain.

Slide 14 - Mind map

Delend lidwoord (1)
- Gebruik je voor een onbekende hoeveelheid (een deel van iets).
- Vertaal je NIET in het Nederlands.
- Vier vormen van het delend lidwoord:

MANNELIJK ENKELVOUD:     Je mange du pain.
VROUWELIJK ENKELVOUD:  Je prends de la confiture.
ENKELVOUD MET KLINKER:  Je bois de l'eau. 
MEERVOUD:                                 Je mange des céréales.


Slide 15 - Slide

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... frites.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 16 - Quiz

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je prends ...... jus d'orange.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 17 - Quiz

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... croissants.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 18 - Quiz

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... soupe.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 19 - Quiz

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je bois ...... eau.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 20 - Quiz

Delend lidwoord (2)
Na een woord van hoeveelheid moet je het delend lidwoord vervangen door de (+ woord met medeklinker) of d' (woord met klinker of stomme h). Bijv:

Je mange des pommes.       Je mange un kilo de pommes.
Je bois de l'eau.                        Je bois un litre d'eau. 

Andere woorden van hoeveelheid: beaucoup (veel), trop (teveel), peu (weinig), une bouteille (een fles), un verre (een glas), un paquet (een pak).

Slide 21 - Slide

Vul het juiste woord in:
Je mange .......... chocolat.

Slide 22 - Open question

Vul het juiste woord in:
Je prends .......... café.

Slide 23 - Open question

Vul het juiste woord in:
Je prends .......... crêpes.

Slide 24 - Open question

Vul het juiste woord in:
Je prends beaucoup .......... crêpes.

Slide 25 - Open question

Vul het juiste woord in:
Je bois .......... coca.

Slide 26 - Open question

Vul het juiste woord in:
Je bois deux verres .......... coca.

Slide 27 - Open question

Delend lidwoord (3)
Na de volgende vier werkwoorden gebruik je GEEN delende lidwoorden, maar de bepaalde lidwoorden. Ook al vertaal je het lidwoord niet in het NL's!

AIMER               J'aime les pizzas.              Ik hou van pizza's.
ADORER           J'adore le vin.                      Ik ben dol op wijn.
PRÉFÉRER       Je préfère les olives.        Ik heb liever olijven.
DÉTESTER       Je déteste la salade.        Ik heb een hekel aan salade.

Slide 28 - Slide

Vul het juiste woord in:
Je mange ......... poisson.

Slide 29 - Open question

Vul het juiste woord in:
J'adore ......... poisson.

Slide 30 - Open question

Vul het juiste woord in:
Je mange ......... viande.

Slide 31 - Open question

Vul het juiste woord in:
Je préfère ......... viande.

Slide 32 - Open question

Vul het juiste woord in:
Je prends ......... baguettes.

Slide 33 - Open question

Vul het juiste woord in:
Elle aime ......... baguettes.

Slide 34 - Open question

Vul het juiste woord in:
Je mange ......... fromage.

Slide 35 - Open question

Vul het juiste woord in:
Je mange un peu ......... fruits.

Slide 36 - Open question