What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Zinsdelen / woordsoorten / samengestelde zinnen
Kuifje is een brave journalist, maar beleeft voortdurend spannende avonturen.
spannende =
A
zn
B
lw
C
bn
D
tw
1 / 28
next
Slide 1:
Quiz
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Kuifje is een brave journalist, maar beleeft voortdurend spannende avonturen.
spannende =
A
zn
B
lw
C
bn
D
tw
Slide 1 - Quiz
Als je op de Euromast staat, heb je uitzicht over het havengebied.
op =
A
lw
B
zn
C
vw
D
vz
Slide 2 - Quiz
Als je op de Euromast staat, heb je uitzicht over het havengebied.
staat=
A
hww
B
kww
C
zww
Slide 3 - Quiz
Kuifje is een brave journalist, maar beleeft voortdurend spannende avonturen.
Kuifje =
A
zn
B
psv
C
bzv
D
bw
Slide 4 - Quiz
Kuifje is een brave journalist, maar beleeft voortdurend spannende avonturen.
is =
A
kww
B
hww
C
zww
Slide 5 - Quiz
Thomas bracht een souvenirtje voor Olaf mee.
lijdend voorwerp =
A
Thomas
B
bracht
C
een souvenirtje
D
voor Olaf
Slide 6 - Quiz
Thomas bracht een souvenirtje voor Olaf mee.
meewerkend voorwerp =
A
voor Olaf
B
Olaf
Slide 7 - Quiz
Kuifje is een brave journalist, maar beleeft voortdurend spannende avonturen.
voortdurend =
A
zn
B
vw
C
bw
D
bn
Slide 8 - Quiz
Kuifje is een brave journalist, maar beleeft voortdurend spannende avonturen.
maar =
A
zn
B
bw
C
vw
D
vz
Slide 9 - Quiz
Kuifje is een brave journalist, maar beleeft voortdurend spannende avonturen.
beleeft =
A
zww
B
kww
C
hww
Slide 10 - Quiz
Kuifje is een brave journalist.
persoonsvorm =
A
Kuifje
B
is
C
is een brave journalist
Slide 11 - Quiz
Kuifje is een brave journalist.
A
Deze zin heeft een nwg
B
Deze zin heeft een wwg
Slide 12 - Quiz
Kuifje is een brave journalist.
naamwoordelijk gezegde =
A
is
B
is een brave journalist
C
is een journalist
Slide 13 - Quiz
Kuifje is een brave journalist.
naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde =
A
is
B
een brave journalist
Slide 14 - Quiz
De tsunami was een ramp voor Indonesië.
A
Deze zin heeft een nwg
B
Deze zin heeft een wwg
Slide 15 - Quiz
Nederland werd eindelijk wereldkampioen.
A
Deze zin heeft een nwg
B
Deze zin heeft een wwg
Slide 16 - Quiz
Thomas is de hele week ziek gebleven.
is =
A
kww
B
hww
C
zww
Slide 17 - Quiz
Thomas is de hele week ziek gebleven.
gebleven =
A
kww
B
hww
C
zww
Slide 18 - Quiz
11. Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
***De hoedenmaker geeft raadseltjes op aan Alice.***
A
de hoedenmaker
B
geeft op
C
raadseltjes
D
aan Alice
Slide 19 - Quiz
12. Welk zinsdeel is een bijwoordelijke bepaling?
***Niemand zegt in die vreemde wereld iets aardigs tegen Alice.***
A
niemand
B
zegt iets aardigs
C
in die vreemde wereld
D
tegen
Slide 20 - Quiz
14. Welk woord in de zin is de persoonsvorm?
***De film Alice in Spiegelland heeft veel jonge bezoekers getrokken.***
A
heeft
B
veel
C
jonge
D
getrokken
Slide 21 - Quiz
19. Welk aanwijzend voornaamwoord past in de zin?
***Honderden schapen ___ helemaal oranje zijn, is nogal vreemd.***
A
deze
B
die
C
dit
D
zulk
Slide 22 - Quiz
20. Welk woord in de zin is een vragend voornaamwoord?
***Je vraagt je af: wie heeft die schapen oranje geverfd?***
A
vraagt
B
af
C
wie
D
die
Slide 23 - Quiz
22. Welke woorden uit de zin zijn voorzetsels?
***Daarom verft de herder de schapen uit zijn kudde sinds een tijdje oranje.***
A
daarom een
B
de de
C
zijn een
D
uit sinds
Slide 24 - Quiz
24. Welk verwijswoord past in de zin?
***Veel mensen hebben genoten van het programma, ___ nu helaas is gestopt.***
A
dat
B
deze
C
die
D
dit
Slide 25 - Quiz
26. Welk verwijswoord past in de zin?
Veel mensen willen gezond ontbijten. ____ nemen een bak yoghurt met muesli.
A
Haar
B
Het
C
Hij
D
Ze
Slide 26 - Quiz
27. In welke zin komt de overtreffende trap voor?
A
Twee armoedige zwervers zitten op een bankje.
B
De oudste zwerver legt een muntje op de bank.
C
Waarom doe je dat’, vraagt de jongere zwerver.
D
De grappige man zegt: ‘Nu heb ik geld op de bank.’
Slide 27 - Quiz
29. Bij welke woorden is het meervoud goed geschreven?
A
boetes, fotos, tostis
B
boete’s, foto’s, tosti’s
C
boete’s, fotos, tostis
D
boetes, foto’s, tosti’s
Slide 28 - Quiz
More lessons like this
8 voorbereiding SO gramm.
September 2022
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Strip maken 2e klas mavo/havo
December 2022
- Lesson with
18 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
PNCFF 2024 FILMQUIZ
May 2024
- Lesson with
12 slides
Ckv
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Werkwoorden - zelfstandige naamwoorden - bijvoeglijke naamwoorden
February 2024
- Lesson with
45 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Bandes dessinées - Tintin 2
April 2023
- Lesson with
25 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
TB bijvoeglijke naamwoorden - zelfstandige naamwoorden - lidwoorden
February 2023
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Lager onderwijs
woordsoorten
September 2024
- Lesson with
15 slides
Herhalingstoets Nederlands
December 2020
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Secundair onderwijs