- De student kan beschrijven wat automutilatie is.
- De student kan minimaal 2 oorzaken van automutilatie benoemen.
- De student kan automutilerend gedrag herkennen in een casus.
- De student weet hoe ze een zorgvrager met automutilerend gedrag moet begeleiden.
- De student kan beschrijven wat suïcidaliteit is.
- De student kan minimaal 2 oorzaken van suïcidaliteit benoemen.
- De student kan suïcidaal gedrag herkennen in een casus.
- De student weet hoe ze een zorgvrager met suïcidaal gedrag moet begeleiden.