This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Reken maar dat je rekent....5
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
En wakker?
......dan gaan we beginnen.
Slide 3 - Slide
Het was buiten -13 graden. Het wordt eerst 15 graden warmer, daarna weer 8 graden kouder. Wat is de nieuwe temperatuur?
Slide 4 - Mind map
Fenna heeft een folderwijk en verdient iedere week 36 euro. Ze spaart steeds de helft van haar verdiende geld. Hoeveel weken moet ze sparen voor ze 200 euro gespaard heeft?
A
16 weken
B
10 weken
C
12 weken
D
13 weken
Slide 5 - Quiz
Bjorn meet de omtrek van zijn vaders tuin. De tuin van vader is 7m bij 4m. Hoeveel meter is de omtrek?
A
24 meter
B
20 meter
C
20 meter
D
22 meter
Slide 6 - Quiz
Jan koopt 8 kg pinda's op de markt. 1 kg kost €1,60. Hoeveel moet hij betalen?
A
€11,40
B
€12,40
C
€11,80
D
€12,80
Slide 7 - Quiz
Wat is het volgende getal in de reeks? 3,7,15,31,.....
A
45
B
63
C
53
D
65
Slide 8 - Quiz
Dion heeft €350,- op zijn spaarrekening. Hij spaart €20 per week. Na hoeveel weken heeft hij €500 op zijn rekening?
A
6
B
7
C
8
D
9
Slide 9 - Quiz
Rond af op 2 decimalen 6,1351
A
6,1
B
6,13
C
6,14
D
6,12
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Open question
Wat is het volgende getal in de reeks: 2,4,8,
A
14
B
16
C
12
D
18
Slide 12 - Quiz
Wat is het volgende getal in de reeks: 2,6,24,....
A
120
B
68
C
110
D
2433667
Slide 13 - Quiz
Wat is het volgende getal in de reeks: 10,-5,-20,.....
A
-35
B
-40
C
-41
D
35
Slide 14 - Quiz
Saher bezorgt pizza’s.
Om uit te rekenen hoe zwaar de box met pizza’s is, gebruikt hij de formule
aantal pizza’s × 0,5 + 4 = gewicht in kg.
4,50 kg
0,50 kg
7,00 kg
10,00 kg
6,50 kg
4,00 kg
Bij 5 pizza’s weegt de box
Bij 6 pizza’s weegt de box
De box zelf weegt
Slide 15 - Drag question
Ik kan goed hoofdrekenen
Ja
Nee
Slide 16 - Poll
-6 +4 + 4 x 5 =
A
14
B
16
C
18
D
20
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
Hoeveel hadden er een bril op het plaatje?
A
4
B
2
C
1
D
0
Slide 19 - Quiz
Dit jaar helaas geen schoolkamp voor jullie!!!!
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Video
wat is meer
A
66%
B
2/3
Slide 22 - Quiz
wat is meer
A
1/5
B
21%
Slide 23 - Quiz
Een jas kostte €150, hij wordt 30% duurder. De jas kost nu.......