3-10

Welkom 2A
10/15 minuten lezen
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom 2A
10/15 minuten lezen

Slide 1 - Slide

Deze les:
Toets in toetsweek:

Woordenschat H1,2,3 en 4
en over :
figuurlijk taalgebruik
officieel taalgebruik
overdrijving
ironie

Deze les zoek je op internet op wat bovenstaande begrippen betekenen en oefen je online met woordenschat. Aan het einde van de les krijg je vragen via de lessonup over deze begrippen.

Slide 2 - Slide


Een voorbeeld van ironie is..
A
"Wat ben je toch een aardige jongen!" Als hij iets aardigs zegt en dat normaal nooit doet.
B
"Wat ben je toch een aardige jongen!" Als hij net iets lelijks tegen iemand gezegd hebt.
C
"Wat ben je toch een aardige jongen!" Als je het niet meent.
D
"Wat ben je toch een aardige jongen?!" Als je je afvraagt of het zo is.

Slide 3 - Quiz

Is dit ironie, sarcasme of cynisme?
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme

Slide 4 - Quiz

Is 'Ik word helemaal gek' een overdrijving of ironie?
A
overdrijving
B
ironie

Slide 5 - Quiz

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 6 - Quiz

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Precies zoals het er staat.
B
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.

Slide 7 - Quiz

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Er wordt precies bedoeld wat er staat.
B
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.

Slide 8 - Quiz


A

Slide 9 - Quiz

We worden door die docent afgebeuld tot en met. De stof van de vorige toets was al gigamoeilijk en die voor de toets van volgende week is helemaal niet te doen.
A
Storend figuurlijk taalgebruik
B
Overdrijving

Slide 10 - Quiz

'Overdrijving' is figuurlijk taalgebruik
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Officieel taalgebruik
A
is formeel
B
bevat soms moeilijke woorden
C
vind je vaak in Whatsappjes
D
vind je vaak in officiële brieven, bv van de belasting

Slide 12 - Quiz