13.2 / 13.3 + practicum 3 en 5

• Scheikunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Planning 13.2

• Uitleg over de stof. 
  
• Rekenvraag 
• Maken van opgave 5 en 6 
• Doornemen uit 13.3 -> twee soorten titraties
  

Kwantitatief/kwalitatief

• Kwalitatief: zit een stof erin.
• Kwantitief: hoeveel van de stof zit erin.

• Sprectrofotometrie bekijkt of de stof er is: kwalitatief
• Colorometrie meet de concentratie: kwantitatief

Chromatografie?

Titratie (wegend en volumetrisch)

Titatie

Zuur-base titratie

- Zuur-base reactie

- Je volgt de pH-verandering

- Indicator of pH-meter

Titratie

Zuur-base titratie - Bijvoorbeeld reactie tussen zoutzuur en natronloog

- Oplossing 1: H₃O⁺ (aq) + Cl^- (aq)

- Oplossing 2: Na⁺ (aq) + OH^-(aq)

Reactie: H₃O⁺ (aq) + OH^-(aq) --> 2 H₂O (l)

Indicator:   - Tabel 52

                       - Moet omslaan bij equivalentiepunt

                       - Bij voorbeeld reactie -> pH 7

Titratiecurve

Soorten titraties en indicator keuze

Sterk met Sterk

- Indicator rond de 4 tot 10

Zwak zuur met sterke base

- Indicator rond de 7 tot 10

Sterk zuur met zwakke base

- Indicator rond de 4 en 7

Welke indicator is geschikt?
Titratie van ammoniak met zoutzuur.

Titratie berekeningen (stappenplan)

1. Noteer de reactievergelijking.
2. Bereken aantal mol toegevoegde stof (liter * molariteit)
   
3. Bereken aantal mol gereageerde stof (met de molverhouding)
   
4. Bereken de molariteit van de gereageerde stof (naar mol/L)

Voorbeeld berekening

De onbekende hoeveelheid oxaalzuur wordt opgelost in 100,0 mL demiwater. Hiervan wordt 25,00 mL gepipetteerd in een erlenmeyer en wordt getitreerd met 0,012 M natronloog. Tot kleuromslag is 12,35 mL natronloog toegevoegd. 

Bereken het aantal mg oxaalzuur dat is opgelost in 100,0 mL.

 De reactie die optreedt tijdens titreren: H₂C₂O₄ + 2 OH^- -> C₂O₄^2- + 2 H₂O

Uitwerking

• 0,01235 L * 0,012 mol/L = 1,48*10^-4 mol NaOH = 1,48*10^-4 mol OH- toegevoegd.
• Molverhouding 1:2, dus 1,48*10^-4 / 2 = 7,41*10-5 mol H₂C₂O₄ (oxaalzuur) gereageerd.
• Dit zat in 25,00 mL. In oorspronkelijke 100,0 mL zat *4 = 2,96*10^-4 mol oxaalzuur.
• 2,96*10^-4 mol * 90,036 g/mol = 0,027 g oxaalzuur = 27 mg.

Aan de slag

Maak 5 en 6. 

Klaar? Lees t/m terugtitratie door. 

Lesopzet 2 van 13.3

• Vragen tot en met 6?
  
• Uitvoeren practicum 3 + vraag beantwoorden.
• Lezen 13.3 pagina 144, 145 en 146 -> terugtitratie!
  
• Maak 7 t/m 11. 

Werkplan

- Thermometrische titratie

- Conductometrische titratie 

- Terugtitratie -> extra stap -> komt terug bij opdracht 11. 

Terugtitratie

Aan de analiet wordt een nauwkeurige overmaat toegevoegd. De overmaat wordt bepaald m.b.v. een titratie.

analiet

titrant

overmaat

Les 3 van 13.3 

• Vragen tot en met 11? Praktisch schoolonderzoek in H5 en V6 en PWS!!
  
• Practicum 5 in tweetallen; titratie van het gehalte (massapercentage) aceytylsalicylzuur (HAsz) in een aspirine. De formule van HAsz staat op pagina 136 links bovenaan. De molariteit van het gebruikte natronlonloog is 0,1000 mol L^-1.
  
• Extra vraag huiswerk: Bereken het massapercentage van HAsz in een aspirine. De molverhouding tussen HAsz en OH^- = ?