Economische groei

ECONOMISCHE GROEI
1 / 42
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 4

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Instructions

lesdoelen
Je leert wat economische groei is en wat voor gevolgen dit heeft voor de burgers en de overheid.

Items in this lesson

ECONOMISCHE GROEI

Slide 1 - Slide

lesdoelen
Je leert wat economische groei is en wat voor gevolgen dit heeft voor de burgers en de overheid.

Slide 2 - Slide

Wat is een indexcijfer?
A
Een gewogen gemiddelde met een wegingsfactor
B
Een getal die een exponentiële groei laat zien
C
Een getal dat een procentuele verandering laat zien
D
Cijfer zonder decimalen

Slide 3 - Quiz

Een beter beeld met indexcijfers
-Basisjaar
-Indexcijfers berekenen
-Consumentenprijsindex (CPI)

Slide 4 - Slide


Wat is het indexcijfer van 2013?
A
94
B
95
C
96
D
97

Slide 5 - Quiz


Wat is het indexcijfer van 2016?
Jaar
2013
2014
2015
2016
Prijs
€ 2,64
€ 2,75
€ 2,51
€ 2,78
Indexcijfer
100
A
98,9
B
101,1
C
98
D
101

Slide 6 - Quiz


Wat is het indexcijfer van 2016?
A
101
B
102
C
103
D
104

Slide 7 - Quiz

--> Koppel de indexcijfers aan de juiste grootheid. 
--> Basisjaar 2007
180 miljard (2007)
221,4 miljard (2008)
171 miljard (2006)
212,4
100
123
95
118

Slide 8 - Drag question

indexcijfer omzet= 118, indexcijfer prijs= 105. Met hoeveel procent is de afzet toe- of afgenomen? (1 decimaal)
A
12.390%
B
123,9%
C
112,4%
D
12,4%

Slide 9 - Quiz

Wat is het verschil tussen inkomen en vermogen?

Slide 10 - Open question

Wat zijn de 4 productiefactoren?

Slide 11 - Open question

economische groei

Slide 12 - Mind map

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Op welke drie manieren kun je het bbp uitrekenen?

Slide 15 - Open question

Wat is bbp?
A
bruto buitenlands product
B
bruto binnenlands product

Slide 16 - Quiz

BBP = Nationaal inkomen
De optelsom van alle inkomens uit arbeid en bezit (zoals loon, rente, huur, pacht).

Wat zegt dit? Je kunt pas vergelijken met andere landen als je het inkomen per hoofd van de bevolking weet.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

nationaal inkomen
A
het inkomen van de koning
B
de som van alle inkomens in de wereld
C
de som van alle inkomens
D
de som van alle inkomens in een land

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Bekijk de vorige afbeelding? Welke 3 landen hebben het hoogte BBP?

Slide 21 - Open question

De bijdrage van een bedrijf aan de productie van een land is gelijk aan de toegevoegde waarde van dat bedrijf en niet aan de omzet van het bedrijf. Leg dit uit

Slide 22 - Open question

Praktische economie (digitaal)
Maak nu opdracht 1 t/m 8

Klaar en nagekeken? Dan ga je weer verder met deze les

Slide 23 - Slide

Economische groei (of krimp)
De verandering van het BBP noemen we economische groei. 

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Welke gevolgen zou economische groei voor de burgers kunnen hebben?

Slide 26 - Open question

economische crisis / recessie
Economische crisis: langere tijd daling van de groei, die onder het gemiddelde is.

Recessie: aanhoudende afname van de groei of zelfs krimp van het bbp.

Slide 27 - Slide

Gevolgen van economische groei voor de overheid:
  • hogere inkomens - meer (inkomsten)belasting;
  • hogere winsten - meer (winst)belasting;
  • toenemende productie - minder werkloosheidsuitkeringen;
  • meer productie - meer btw;
  • begrotingstekort kan afnemen.

Slide 28 - Slide

Gevolgen van economische krimp voor de overheid:
  • minder productie - meer werkloosheidsuitkeringen;
  • minder productie - minder btw;
  • minder inkomen - minder (inkomsten)belasting;
  • minder winst - minder (winst)belasting;
  • begrotingstekort zal toenemen bij gelijke uitgaven.

Slide 29 - Slide

Kritiek op BBP:
  • Houdt geen rekening met klimaatproblemen
  • Inkomensverdeling
  • koopkracht
  • Welvaart

Slide 30 - Slide

Praktische economie (digitaal)
Maak nu opdracht 9 t/m 14

Klaar? Zorg dat je alle documenten van het ondernemingsplan vandaag inlevert!

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video

Maken: opdrachten hoofdstuk 9.1

Slide 36 - Slide

Bereken hoeveel procent rente de overheid over de staatsschuld van 2016 betaalde. Rond je antwoord af op 1 decimaal.

Slide 37 - Open question

Wat heb je geleerd?

Slide 38 - Slide

Om tot de eurozone toegelaten te worden, mag de staatsschuld van een land niet hoger zijn dan 60% van het bruto binnenlands product. Nederland heeft een bbp van € 678 miljard. Bereken de staatsschuld (€ 480 mld) als percentage van het bbp.
A
staatsschuld is 141% van BBP
B
staatsschuld is 71% van BBP
C
staatsschuld is € 480 mld
D
staatsschuld is € 198 mld

Slide 39 - Quiz

Formule indexcijfer 

Slide 40 - Slide

extra uitleg

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide