3k - Verkleinwoorden H5 + Woordenschat H6

3k - Verkleinwoorden H5 + Woordenschat H6
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

3k - Verkleinwoorden H5 + Woordenschat H6

Slide 1 - Slide

Welkom


Nederlands

Slide 2 - Slide

Doelen
Inleveren
Fictie deel 1+2!!! 

Spelling H5
Verkleinwoorden en afkortingen

Woordenschat H6
Begrijpen wat er staat

Slide 3 - Slide

Fictie 1

Jordi
Dérian
Tygro
Fictie 2

Jordi
Dérian
Tygro

Slide 4 - Slide

Herhaling
Ironie en overdrijving

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Planning
Fictie inleveren!
27 maart: Woordenschat H5 + Spelling H5
3 april: Spelling H5 + Woordenschat H6
10 april: Spelling H6
17 april: Geen les (van mij)
24 april: SO Woordenschat + Spelling H5/H6
MEIVAKANTIE

Slide 7 - Slide

Taalverzorging H5
Verkleinwoorden en afkortingen: 
Je leert over verkleinwoorden en afkortingen


Slide 8 - Slide

Taalverzorging H5
Verkleinwoorden
Je hebt geleerd dat je van zelfstandige naamwoorden verkleinwoorden kunt maken door er -je, -kje, -pje, -tje of -etje achter te zetten: hand – handje; woning – woninkje; pluim – pluimpje; broer – broertje; ring – ringetje.
Let op bij woorden die op één lange klinker eindigen: pyjama – pyjamaatje; café – cafeetje; auto – autootje; paraplu – parapluutje; tosti – tostietje; baby – baby’tje.
Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang: blad – blaadje.

Slide 9 - Slide

Taalverzorging H5
Afkortingen
Afkortingen schrijf je op verschillende manieren: met hoofdletters en met kleine letters, met en zonder punten.
Zo schrijf je afkortingen
• Afkortingen van namen van bedrijven, organisaties en landen schrijf je met hoofdletters: BMW, VVD, GB, PSV, RTL, VN.
Afkortingen waarvan je de woorden altijd volledig uitspreekt, schrijf je met punten: a.u.b., bijv., e.d., i.c.m., m.a.w., o.a., t.w.v., z.o.z.
• De meeste andere afkortingen schrijf je met kleine letters, zonder punten: vmbo, bh, cv, ov, pin, sms.

Slide 10 - Slide

Verkleinwoorden 
baby                                        -->
tosti                                        -->
paraplu                                  -->
pyjama                                  -->
café                                         -->
auto                                         -->



Slide 11 - Slide

Verkleinwoorden
A
bewegingkje
B
bewegingje
C
bewegingetje
D
beweginkje

Slide 12 - Quiz

Verkleinwoorden
A
woningkje
B
woninkje

Slide 13 - Quiz

Het verkleinwoord van penalty
A
penaltytje
B
penaltys
C
penalty'tje
D
penaltietje

Slide 14 - Quiz

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
kano'tje
B
kanotje
C
kanoo'tje
D
kanootje

Slide 15 - Quiz

Verkleinwoorden
A
skietje
B
ski'tje

Slide 16 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van:
cola?
A
colaatje
B
cola'tje
C
cola-tje

Slide 17 - Quiz

Verkleinwoorden
A
laatje
B
ladetje

Slide 18 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van
cliché?
A
clichétje
B
clicheetje
C
clichéetje
D
clichtje

Slide 19 - Quiz

Afkortingen
- Bedrijven, landen, organisaties (namen) 

Bayerische Motoren Werke = BMW
Volkspartij voor Vrijheid en Democratie = VVD
Radio Télévision Luxembourg = RTL

Slide 20 - Slide

Afkortingen
- Afkortingen die je volledig uitspreekt

alstublieft = a.u.b.
zie ommezijde = z.o.z.
 


Slide 21 - Slide

Afkortingen
- Er zijn ook een hoop afkortingen die je schrijft met kleine letters, zonder puntjes.

voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs = vmbo
openbaar vervoer = ov

Slide 22 - Slide

Wat is de afkorting van?

Hollandse Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam
A
hema
B
h.e.m.a.
C
HEMA
D
H.E.M.A.

Slide 23 - Quiz

Wat is de afkorting van?

Albert Heijn
A
ah
B
a.h.
C
A.H.
D
AH

Slide 24 - Quiz

Wat is de afkorting van?

in plaats van
A
i.p.v.
B
ipv
C
IPV
D
I.P.V.

Slide 25 - Quiz

Wat is de afkorting van?

met andere woorden
A
m.a.w.
B
maw
C
MAW
D
M.A.W.

Slide 26 - Quiz

Wat is de afkorting van?

tenminste houdbaar tot
A
THT
B
t.h.t.
C
T.H.T.
D
tht

Slide 27 - Quiz

Wat is de afkorting van?

tegen elk aannemelijk bod
A
teab
B
t.e.a.b.
C
T.E.A.B.
D
TEAB

Slide 28 - Quiz

Aan de slag
blz 142-143

Opdracht 1, 3, 4
timer
20:00

Slide 29 - Slide

opdracht 3
chimpanseetje 
kassabonnetje
volumeknopje
berghellinkje
stekkertje
aardbevinkje
raampje

bosbrandje
stemmetje
kinderstoeltje
bestelwagentje
zonnebrilletje
schermpje
zalmpje
dingetje
lolly'tje
scènetje

Slide 30 - Slide

opdracht 4
i.p.v.
p.p.
VW
tv
pc
i.v.m.
NS
HEMA
ov
m.a.w.
z.g.a.n.
t.k.

Slide 31 - Slide

Woordenschat H6:
Theorie +
Puzzel 

Slide 32 - Slide

Woordenschat H6
Om een tekst goed te begrijpen, moet je zorgvuldig lezen. Je hebt verschillende manieren geleerd om de tekst beter te begrijpen.

Let op:
synoniemen, omschrijvingen, voorbeelden, tegenstellingen, voor- en achtervoegsels en bekende woorddelen om de betekenis van moeilijke woorden te vinden.
figuurlijk taalgebruik: bedoelt de schrijver wel precies wat er staat?
woorden met meerdere betekenissen (homoniemen): welke betekenis past in de tekst?
overdrijft de schrijver of gebruikt hij ironie?


Slide 33 - Slide

Aan de slag
Woordenschat H6
blz 166-167

opdracht 1+3
timer
20:00

Slide 34 - Slide

Planning
Fictie inleveren!
27 maart: Woordenschat H5 + Spelling H5
3 april: Spelling H5 + Woordenschat H6
10 april: Spelling H6
17 april: Geen les (van mij)
24 april: SO Woordenschat + Spelling H5/H6
MEIVAKANTIE

Slide 35 - Slide