3H - 1.1 t/m 1.4 Stofwisseling, gaswisseling

Thema 1 Verbranding en ademhaling
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolhavoLeerroute HLeerroute 2Leerjaar 1,2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 1 Verbranding en ademhaling

Slide 1 - Slide

Leerdoelen - bs 1 stofwisseling
  • Je kunt uitleggen dat planten bij de fotosynthese energie vastleggen in glucose.
  •  Je kunt uitleggen dat bij de afbraak van glucose energie vrijkomt.

Slide 2 - Slide

Stofwisseling

  • Stofwisseling: omzetten van stoffen in andere stoffen.
  • Stofwisseling vindt plaats in alle organismen.
  • Stofwisseling is nodig om in leven te blijven.

Slide 3 - Slide

Basisstof 1 Stofwisseling

Slide 4 - Slide

Fotosynthese
Bladgroenkorrels

Slide 5 - Slide

Fotosynthese

Water + koolstofdioxide + energie                     glucose + zuurstof
                                                                     (suiker)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Mitochondriën
https://schooltv.nl/video/popup/energie-zuurstof-en-brandstof-geven-je-energie/

Slide 8 - Slide

Maak de vergelijking kloppend:

water + CO2 + ..1.. zuurstof + ..2..

Slide 9 - Open question

Wat gebruikt een plant als brandstof?
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Water
D
Zuurstof

Slide 10 - Quiz

In de tropische zeeën leven vele soorten koralen. Op deze koralen groeien algen. Deze algen zitten vol met bladgroenkorrels.
De koralen kunnen niet zonder de algen leven. De algen maken namelijk een stof aan die de koralen nodig hebben voor hun groei.

Welke stof maken de algen aan die de koralen nodig hebben?
A
Glucose
B
Zuurstof
C
Licht(energie)
D
Water

Slide 11 - Quiz

Welke cellen in een lichaam bevatten veel mitochondriën?
A
Cellen die veel energie aanmaken
B
Cellen die veel energie verbruiken
C
Cellen die weinig energie verbruiken

Slide 12 - Quiz

De hoeveelheid mitochondriën per gram spierweefsel kan verschillen per persoon.
Welk persoon zal de meeste mitochondriën per gram spierweefsel hebben?
A
Iemand die dagelijks 2 uur aan krachttraining doet
B
Iemand die 20 uur per week fietst
C
Iemand die iedere middag 1,5 uur zwemt

Slide 13 - Quiz

Leerdoelen - bs 2 verbranding
  • Je kunt het verband uitleggen tussen verbranding in cellen en lichamelijke activiteit.
  • Je weet dat bij verbranding zuurstof wordt verbruikt en koolstofdioxide ontstaat.

Slide 14 - Slide

Verbranding

Slide 15 - Slide

Verbranding

Slide 16 - Slide

Sporters verbranden (1) brandstof dan mensen die niet sporten. Daarom hebben sporters (2) eten nodig.
A
1 = minder 2 = minder
B
1 = meer 2 = meer
C
1 = meer 2 = minder
D
1 = minder 2 = meer

Slide 17 - Quiz

Welke twee stoffen ontstaan bij verbranding?

Slide 18 - Open question

Waarom wordt in je lichaam glucose afgebroken?
A
Om energie op te slaan
B
Om energie vrij te maken
C
Om brandstof aan te maken
D
Om zuurstof aan te maken

Slide 19 - Quiz

Uit een aquarium met vissen en planten worden alle planten weggehaald. De vissen blijven in het aquarium. Welke stof zal na enige tijd minder in het water zitten? Leg uit.

Slide 20 - Open question

Doordat het bloed sneller stroomt, kan er voldoende (1) en zuurstof naar de spiercellen worden vervoerd en voldoende (2) en warmte worden afgevoerd.
A
1 = energie 2 = brandstof
B
1 = energie 2 = koolstofdioxide
C
1 = brandstof 2 = energie
D
1 = brandstof 2 = koolstofdioxide

Slide 21 - Quiz

Wat doet het lichaam met het water en koolstofdioxide dat bij de verbranding ontstaat?

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Video

Leerdoelen - bs 4 ademhalen
  • Je kunt de verschillen noemen tussen ingeademde lucht en uitgeademde lucht.
  •  Je kunt beschrijven hoe een inademing en een uitademing tot stand komen.

Slide 24 - Slide

Gaswisseling
Gaswissling: opname en afgifte van zuurstof en koolstofdioxide inde longblaasjes

Slide 25 - Slide

In en uitademen
  • Inademing: zuurstof uit de lucht
  • Uitademen: koolstofdioxide en water

Slide 26 - Slide

Ademhalen
Twee manieren van ademhalen
  •  ribademhaling = borstademhaling
  •  middenrifademhaling = buikademhaling

Beide vinden tegelijk plaats.
Middenrifademhaling kun je voelen.

Slide 27 - Slide

Ribademhaling of borstademhaling
- ribben en borstbeen omhoog
- borstholte en longen groter
- lucht naar binnen = INADEMEN

- ribben en borstbeen naar beneden
- borstholte en longen kleiner
- lucht naar buiten = UITADEMEN

Slide 28 - Slide

Middenrifademhaling of buikademhaling
- middenrif gaat omlaag
- borstholte en longen groter
- lucht naar binnen = INADEMEN
- middenrif gaat omhoog
- borstholte en longen kleiner
- lucht naar buiten 
= UITADEMEN

Slide 29 - Slide

Bij welk van de genummerde delen is het O2-gehalte het hoogst bij inademing?
A
1
B
2
C
3

Slide 30 - Quiz

Wat is de gehalte aan zuurstof en koolstofdioxide in bloedvat P?

Slide 31 - Open question

Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde:
-1- longen (ballonnetjes) worden groter
-2- de longen (ballonnetjes) vullen zich met lucht
-3- middenrif (rubber vel) gaat naar beneden
-4- de ruimte in de borstholte (stolp) wordt groter

Slide 32 - Open question

Slide 33 - Link

Slide 34 - Video