Nederlands 2H P1 grammatica & spelling 3

Nederlands 2H
Periode 1
Grammatica & spelling 
deel 2

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands 2H
Periode 1
Grammatica & spelling 
deel 2

Slide 1 - Slide

Startactiviteit

Pak je  schrift, je boek en etui en leg ze op tafel.

Pak je leesboek en ga stil lezen.
timer
5:00

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Woordsoorten/ zinsdelen
Woordsoorten zijn namen die je aan elk woord afzonderlijk geeft. Elk woord behoort tot een categorie woorden, bijvoorbeeld lidwoorden, zelfstandige naamwoorden, voorzetsels, telwoorden.

Zinsdelen zijn namen die je geeft aan delen van zinnen. Elk deel van de zin heeft een functie. Een deel vertelt bijvoorbeeld wie of wat iets doet, het onderwerp, of wat er gedaan wordt, het werkwoordelijk gezegde.

Slide 5 - Slide

Huiswerk
Opdracht 5, zin 1
Opdracht 6, zin 1
Opdracht 7, zin 1


Slide 6 - Slide

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Ons team | won | gisteren | een belangrijke sportprijs.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Wat is het wg in de zin:
Op het Munnikenheide College heeft iedere leerling een iPad.

Slide 8 - Open question

Wat is het wg in de zin:
Joy heeft de marathon in drieënhalf uur gelopen.

Slide 9 - Open question

Wat is het ow in de zin:
De treinreizigers strandden op het station in Breda.

Slide 10 - Open question

Wat is het ow in de zin:
Vorig seizoen heb ik een paar voetbalschoenen versleten.

Slide 11 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp uit de volgende zin:
Laura heeft Safina het geleende geld terugbetaald.
A
heeft terugbetaald
B
Laura
C
Safina
D
het geleende geld

Slide 12 - Quiz

Wat is in de volgende zin het lijdend voorwerp?

- De postbezorger overhandigde de bestelling aan de klant.
A
De postbezorger
B
De bestelling
C
aan de klant
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 13 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:

'Liza at vandaag twee stukken pizza.'
A
Liza
B
pizza
C
twee stukken pizza
D
Er is geen lijdend voorwerp.

Slide 14 - Quiz

Aan het werk
Maak grammatica 
opdracht 11 t/m 16

Maak spelling 
opdracht 1 t/m 4

Slide 15 - Slide

Schrijf kort op wat je geleerd hebt

Slide 16 - Open question

Wat vond je leuk aan de les?

Slide 17 - Open question

Waar wil je meer over weten?

Slide 18 - Open question

Huiswerk
Kijk elke dag naar het (jeugd)journaal
Maak opdracht 11-16 van grammatica en 1-4 van spelling

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video