Unité 1 - Apprendre 1-2-3-4

• Frans
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Unité 1 - Apprendre 1-2-3-4

Ik heet

1. tu es
2. je m'appelle
3. je suis
4. j'habite

le pays

1. de wijk
2. de straat
3. het land
4. de stad

leuk, mooi

1. aussi
2. joli
3. grand
4. petit

de school

1. le collège
2. l'école
3. la rue
4. le quartier

comment?

1. ik?
2. wie?
3. hoe?
4. waar?

j'habite

1. ik ben
2. ik heet
3. ik woon
4. hij woont

à plus

1. er is
2. dag
3. tot later
4. tot ziens

hoe gaat het?

1. et toi?
2. où?
3. ça va?
4. qui?

Sophie et Miriam sont au collège.

             sont au collège.

ils

elles

Sleep de Franse werkwoorden naar de juiste plek

ik ben

jij bent

hij is

zij is

wij zijn

jullie zijn, u bent

zij zijn

je suis

tu es

nous sommes

il est

vous êtes

ils/elles sont

elle est

ik ken de woordjes

goed

niet goed

een beetje

ik ken het rijtje van het werkwoord être (zijn)

goed

niet goed

een beetje

ik vond deze quiz

😒🙁😐🙂😃